ECLI:NL:CBB:2016:258

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
14/483
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Prejudicieel verzoek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van restitutie bij export van levende dieren en de verplichtingen van het journaal

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vion Livestock B.V. en de staatssecretaris van Economische Zaken over de terugvordering van een restitutie van € 5.292,92 die aan Vion was betaald voor de export van levende runderen naar Libanon. De staatssecretaris had de restitutie teruggevorderd omdat het journaal, dat volgens de Europese regelgeving moet worden bijgehouden, niet correct was ingevuld. Vion had de dieren op 9 september 2010 geëxporteerd, maar het journaal was slechts ingevuld tot de EU-buitengrens in Koper, Slovenië, en niet tot de eindbestemming in Beirut, Libanon. De staatssecretaris stelde dat de voorschriften van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer niet waren nageleefd, omdat het journaal niet de nodige gegevens bevatte over het transport naar de eindbestemming.

Het College heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de verplichtingen van de organisator van het transport en de houder van de dieren met betrekking tot het bijhouden van het journaal bij transport naar een derde land. De staatssecretaris heeft de terugvordering van de restitutie gemotiveerd op basis van de artikelen 5 en 8 van de Verordening 1/2005, die eisen stellen aan het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Vion heeft betoogd dat er geen verplichting bestaat om het journaal tot aan de eindbestemming bij te houden, en dat de staatssecretaris ten onrechte de restitutie heeft teruggevorderd.

Het College heeft besloten prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de relevante Europese regelgeving. De vragen betreffen de verplichtingen van het journaal bij transport naar een derde land en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen voor de terugvordering van uitvoerrestituties. De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 4 juli 2016.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 14/483
7200

verwijzingsuitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2016 in de zaak tussen

Vion Livestock B.V., te Boxtel, (Vion)

(gemachtigde: mr. drs. H.A. Pasveer),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. A.F. Ordogh).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2014 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris (destijds: het productschap Vee en Vlees) de aan Vion betaalde restitutie van € 5.292,92 – verhoogd met 10% – teruggevorderd en een bedrag van € 577,40 aan rente gevorderd.
Bij besluit van 18 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van Vion ongegrond verklaard.
Vion heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 4 juni 2015 is het beroep gevoegd behandeld met het beroep van Vion tegen andere besluiten van de staatssecretaris. Vion en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan de zijde van Vion was tevens aanwezig
[naam 1] . Na de zitting heeft het College de behandeling van de zaken gesplitst en bepaald dat in de andere zaken afzonderlijk uitspraak wordt gedaan.
Bij brief van 16 maart 2016 heeft het College aan partijen meegedeeld dat hij het onderzoek heropent, omdat hij voornemens is het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) prejudiciële vragen te stellen. Het College heeft de tekst van de vragen in concept aan partijen voorgelegd en partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Vion en de staatssecretaris hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. Vion heeft een exportbedrijf in levend vee. Vion heeft op 9 september 2010 zesendertig (36) levende runderen onder een restitutiecode ten uitvoer aangeven met als bestemming Libanon. De staatssecretaris heeft Vion hiervoor restituties betaald. De dieren zijn vervoerd van Woerden (Nederland) naar Beirut (Libanon). In Koper (Slovenië) zijn de dieren uit de vrachtauto en in een veeschip geladen en hebben zij het grondgebied van de Unie verlaten. De staatssecretaris heeft de restitutie van Vion teruggevorderd omdat het journaal, als bedoeld in Bijlage II bij Verordening (EG) Nr. 1/2005, niet is bijgehouden tot en met Beirut (Libanon), maar tot en met Koper (Slovenië).
Regelgevend kader
1.2.1
Artikel 168 van Verordening (EG) Nr. 1234/2007 van de Raad van
22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (Verordening 1234/2007), met als opschrift ‘Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees’, luidde:
“Met betrekking tot de producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Gemeenschap inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.”
1.2.2
Verordening 1234/2007 is ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (Verordening 1308/2013).
1.2.3
Artikel 230, tweede lid, van Verordening 1308/2013 luidt:
“Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1234/2007 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en naar Verordening (EU) nr. 1306/2013 volgens de concordantietabel in bijlage XIV bij de onderhavige verordening.”
1.2.4
Artikel 200 van Verordening 1308/2013, met als opschrift ‘Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees’, luidt:
“Met betrekking tot producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de eisen van het recht van de Unie inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder aan de eisen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.”
1.3
Artikel 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 639/2003 van de Commissie van
9 april 2003 tot vaststelling, op grond van Verordening (EG) nr. 1254/1999, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (Verordening 639/2003), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 498/2009 van de Commissie van 12 juni 2009, met als opschrift ‘Draagwijdte’ luidde:
“Op grond van artikel 168 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de betaling van de restituties bij uitvoer van levende runderen van GN-code 0102, hierna „dieren” genoemd, afhankelijk gesteld van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, van de artikelen 2 en 3 en de artikelen 4 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (4), alsmede de daarin vermelde bijlagen, en van de onderhavige verordening.”
1.4.1
Op 7 oktober 2010 is Verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van
16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (Verordening 817/2010) in werking getreden, waarbij Verordening 639/2003 is ingetrokken.
1.4.2
In de considerans van Verordening 817/2010 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(3) Met het oog op handhaving van de normen inzake het welzijn van dieren, dient een toezichtsregeling te worden ingesteld waarbij verplichte controles plaatsvinden op de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap en, na het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap, bij overlading, alsook bij de eerste lossing in het derde land van de eindbestemming.
(…)
(5) Voor de beoordeling van de toestand en gezondheid van de dieren is specifieke deskundigheid en ervaring nodig. Derhalve moeten de controles door een dierenarts worden verricht. Bovendien moet de omvang van deze controles nader worden omschreven en moet een modelverslag worden opgesteld om die controles zorgvuldig en geharmoniseerd te kunnen uitvoeren.
(6) Voor de toepassing van deze verordening moeten controles in derde landen worden opgelegd die worden uitgevoerd door instanties van de lidstaten of door op internationaal niveau inzake controle en toezicht gespecialiseerde firma’s (…).
(7) Krachtens artikel 168 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en krachtens deze verordening mogen de uitvoerrestituties slechts worden betaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Unie op het gebied van dierenwelzijn. Daarom moet duidelijk worden aangegeven dat, onverminderd in door het Hof van Justitie van de Europese Unie erkende gevallen van overmacht, een inbreuk op die bepalingen inzake dierenwelzijn niet tot een verlaging, maar tot het verlies van de uitvoerrestitutie leidt, in evenredigheid met het aantal dieren waarvoor de dierenwelzijnseisen niet in acht werden genomen. Uit die bepalingen en uit de voorschriften inzake dierenwelzijn die zijn vastgesteld in de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen, vloeit bovendien voort dat de restitutie voor dieren waarvoor deze dierenwelzijnsvoorschriften niet zijn nageleefd, wordt verbeurd, ongeacht de fysieke toestand van de betrokken dieren.”
1.4.3
In Verordening 817/2010 is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 1
Toepassingsgebied
Op grond van artikel 168 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de betaling van de restituties bij uitvoer van levende runderen van GN-code 0102, hierna „dieren” genoemd, afhankelijk gesteld van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, van de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005, alsmede van de daarin genoemde bijlagen, en van de onderhavige verordening.
Voor de toepassing van deze Verordening geldt bij vervoer over de weg de plaats waar het eerste dier definitief uit een wegvoertuig wordt gelost, als „eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming”; hieronder vallen derhalve niet de plaatsen waar de reis wordt onderbroken om te rusten of de dieren te voederen of te drenken.
(…)
Artikel 3
Controle in derde landen
1. Nadat de dieren het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, moet de exporteur ervoor zorgen dat de dieren een controle ondergaan:
(…)
b) op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.
2. De in lid 1 bedoelde controles worden uitgevoerd door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die daartoe overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 23 van Verordening (EG) nr. 612/2009 door een lidstaat is erkend en wordt gecontroleerd, of door een officiële instantie van een lidstaat.
De in lid 1 bedoelde controles worden verricht door een dierenarts die houder is van een diploma, certificaat of andere titel van dierenarts dat of die is genoemd in artikel 21 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Evenwel vergewissen de lidstaten die de in de eerste alinea van dit lid bedoelde op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma’s hebben erkend, zich ervan dat die firma’s controleren of de dierenartsen die houder zijn van een niet onder die richtlijn vallende titel, op de hoogte zijn van de in Verordening (EG) nr. 1/2005 gestelde eisen. Die controles worden volgens passende procedures op een redelijke, objectieve en onpartijdige wijze verricht.
De dierenarts moet van elke door hem overeenkomstig lid 1 verrichte controle een verslag opstellen volgens de modellen in de bijlagen III en IV bij deze verordening.
Artikel 4
Procedure voor de restitutiebetaling
(…)
2. Overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 612/2009 opgestelde aanvragen om betaling van de uitvoerrestitutie moeten binnen de in dat artikel vastgestelde termijn worden aangevuld met de volgende bewijsstukken:
a) het naar behoren ingevulde document als bedoeld in artikel 2, lid 3, van deze verordening,
en
b) de in artikel 3, lid 2, derde alinea, van deze verordening bedoelde verslagen.
3. Indien door omstandigheden buiten de wil van de exporteur de in artikel 3, lid 1, bedoelde controle niet kon worden verricht, kan de bevoegde autoriteit op een met redenen omkleed verzoek van de exporteur andere documenten aanvaarden die ten haren genoegen bewijzen dat Verordening (EG) nr. 1/2005 in acht is genomen.
Artikel 5
Niet-betaling van de uitvoerrestitutie
1. De totale som van de uitvoerrestitutie per dier, berekend overeenkomstig de tweede alinea, wordt niet betaald voor:
(…)
c) dieren waarvoor de bevoegde autoriteit op grond van de in artikel 4, lid 2, bedoelde documenten en/of andere gegevens over de naleving van deze verordening waarover zij beschikt, van oordeel is dat de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen niet in acht zijn genomen.
(…)
Artikel 7
Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen
Indien na de uitkering van de restitutie komt vast te staan dat de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005 niet in acht zijn genomen, wordt het desbetreffende deel van de restitutie, in voorkomend geval met inbegrip van het overeenkomstig artikel 6 van deze verordening toe te passen sanctiebedrag, geacht ten onrechte te zijn betaald en wordt het teruggevorderd overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EG) nr. 612/2009.
(…)”
1.4.4
Bijlage IV bij Verordening 817/2010 bevat een model van het “Verslag van de controle op de eerste lossingsplaats in het derde land van eindbestemming (artikel 3, lid, 2 van verordening (EU) nr. 817/2010)”. Het model bevat een aantal rubrieken met controles die moeten worden uitgevoerd door de dierenarts, waaronder “reisschemagegevens”, waarbij als resultaat “bevredigend” of “onbevredigend” moet worden aangekruist. Bevredigend wil blijkens het model zeggen “in overeenstemming met de voorschriften van Verordening 1/2005 en Verordening 817/2010”.
1.5.1
In de considerans van Verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van
22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (Verordening 1/2005) staat, voor zover hier van belang, het volgende.
“(11) Om te zorgen voor een consequente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de gehele Gemeenschap in het licht van het fundamentele beginsel dat dieren niet op zodanige wijze moeten worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, moeten gedetailleerde bepalingen worden opgesteld die een oplossing bieden voor de specifieke problemen die zich in verband met de verschillende vormen van vervoer voordoen. Deze gedetailleerde bepalingen moeten worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het bovengenoemde beginsel en moeten tijdig worden bijgewerkt wanneer zij, met name in het licht van nieuw wetenschappelijk advies, niet langer de naleving van bovengenoemd beginsel voor bepaalde diersoorten of typen vervoer garanderen.”
1.5.2
In Verordening 1/2005 is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
(…)
i) „plaats van uitgang”: een grensinspectiepost of andere door een lidstaat aangewezen plaats waar dieren het douanegebied van de Gemeenschap verlaten;
j) „transport”: de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming, met inbegrip van het lossen, het stallen en het laden tijdens tussenstops;
k) „houder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van de vervoerder, die permanent of tijdelijk voor dieren verantwoordelijk is of ermee omgaat;
(…)
m) „lang transport”: een transport van meer dan 8 uur, gerekend vanaf het tijdstip waarop het eerste dier van de partij verplaatst wordt;
(…)
q) „organisator”:
i) een vervoerder die aan ten minste één andere vervoerder een deel van het transport heeft uitbesteed; of
ii) een natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan meer dan één vervoerder een transport in opdracht heeft gegeven; of
iii) de persoon die afdeling 1 van het journaal als opgenomen in bijlage II heeft ondertekend;
r) „plaats van vertrek”: de plaats waar het dier voor het eerst in een vervoermiddel geladen wordt, op voorwaarde dat het daar ten minste gedurende 48 uur voor het vertrek gestald is geweest.
(…)
s) „plaats van bestemming”: de plaats waar een dier uit een vervoermiddel geladen wordt en:
i) gedurende ten minste 48 uur voor het vertrek gestald wordt; of
ii) geslacht wordt;
(…)
w) „vervoer”: de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen;
x) „vervoerder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening of voor rekening van een derde dieren vervoert;
(…)
Artikel 5
Verplichtingen inzake de planning van het vervoer van dieren
(…)
4. Voor lange transporten tussen de lidstaten en met derde landen van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens moeten de vervoerders en organisatoren voldoen aan de in bijlage II opgenomen voorschriften inzake het journaal.
(…)
Artikel 8
Houders
2. De houders controleren alle dieren bij aankomst op de plaats van doorvoer of op de plaats van bestemming, en gaan na of zij een lang transport tussen de lidstaten of met derde landen ondergaan, dan wel ondergaan hebben. In het geval van lange transporten van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen – met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen – runderen, schapen geiten en varkens moeten de houders voldoen aan de bepalingen inzake het journaal van bijlage II.
1.5.3
Bijlage II bij Verordening 1/2005 luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“BIJLAGE II
JOURNAAL
(als bedoeld in artikel 5, lid 4, artikel 8, lid 2, artikel 14, lid 1, onder a) en c), en artikel 21, lid 2)
1. Personen die voornemens zijn dieren te vervoeren, zijn verplicht een journaal bij te houden overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage, en alle bladzijden daarvan af te stempelen en te ondertekenen.
2. Het journaal dient de volgende afdelingen te omvatten:
Afdeling 1 — Planning
Afdeling 2 — Plaats van vertrek
Afdeling 3 — Plaats van bestemming
Afdeling 4 — Verklaring van de vervoerder
Afdeling 5 — Modelformulier voor het melden van onregelmatigheden.
De bladzijden van het journaal moeten aan elkaar worden gehecht.
Modellen van iedere afdeling staan in het aanhangsel.
3. De organisator dient:
(…)
e) ervoor te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het transport begeleidt tot aan de plaats van bestemming of, in geval van uitvoer naar een derde land, ten minste tot aan de plaats van uitgang.
(…)
4. De houders op de plaats van vertrek en, wanneer de plaats van bestemming op het grondgebied van de Gemeenschap is gelegen, de houders op de plaats van bestemming moeten de desbetreffende afdelingen van het journaal invullen en ondertekenen. (…)
6. Voor reizen die op het grondgebied van de Gemeenschap eindigen, moet de vervoerder afdeling 4 van het journaal invullen en ondertekenen.
7. Indien dieren naar een derde land worden uitgevoerd, moeten de vervoerders het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang overhandigen.
Bij de uitvoer van levende runderen met uitvoerrestitutie, hoeft afdeling 3 van het journaal niet te worden ingevuld als de landbouwwetgeving een verslag voorschrijft.
8. De vervoerder die vermeld wordt in afdeling 3 van het journaal dient:
a) een kopie van het journaal te bewaren;
(…)”
1.5.4
In de bij het aanhangsel bij deze bijlage opgenomen modellen ‘Afdeling 1: Planning’, ‘Afdeling 3: plaats van bestemming’ en ‘Afdeling 4: verklaring van de vervoerder’ moet onder meer de plaats van bestemming worden ingevuld.
Het model ‘Afdeling 3: plaats van bestemming’ moet worden ingevuld en ondertekend door de houder op de plaats van bestemming/officiële dierenarts worden ondertekend. Deze moet in de daarvoor bestemde rubrieken de plaats en lidstaat van bestemming/controlepunt vermelden, de datum en tijdstip van de controle, alsook moet deze de partij dieren controleren (vervoerder, bestuurder, vervoermiddel, beschikbare ruimte en aantekeningen in het journaal en transporttijdlimieten).
Het model ‘Afdeling 4: verklaring van vervoerder’ vermeldt dat deze verklaring door de bestuurder tijdens het transport moet worden ingevuld en binnen een maand na aankomst op de plaats van bestemming aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek worden toegezonden. De bestuurder moet in de daarvoor bestemde rubrieken de feitelijke route, de rustplaatsen, de overlaadplaatsen en de plaatsen van uitgang invullen, de daarbij behorende datum en tijdstip van aankomst en van vertrek, de duur van de pauze en de reden ervan invullen, alsook de datum en tijdstip van aankomst op de plaats van bestemming. De vervoerder dient vervolgens te verklaren dat de door de bestuurder ingevulde gegevens juist zijn.
De door het College vastgestelde feiten en omstandigheden
1.6
Het College heeft in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
1.7.1
Afdeling 1 (Planning) van het journaal vermeldt, voor zover hier relevant, dat
[naam 2] ( [naam 2] ) de organisator is, dat de verwachte totale duur van het transport zeven dagen is, dat Woerden (Nederland) de plaats van vertrek is en 9 september 2010 de datum van vertrek, dat Beirut (Libanon) de plaats van bestemming is en 16 september 2010 de datum van aankomst, dat het gaat om zesendertig (36) dieren, dat München (Duitsland) en Koper (Slovenië) de plaatsen zijn waar de dieren zullen rusten of zullen worden overgeladen en dat [naam 3] de naam van de vervoerder is.
1.7.2
Afdeling 2 (Plaats van vertrek) van het journaal vermeldt, voor zover hier van belang, dat het eerste dier op 9 september 2010 is ingeladen en dat de houder van de dieren – kort gezegd – heeft verklaard dat de dieren geschikt waren voor vervoer en dat de voorzieningen en procedures in overeenstemming waren met Verordening 1/2005. De dierenarts heeft – kort gezegd – verklaard dat hij het inladen van de dieren heeft gecontroleerd en goedgekeurd, dat de dieren geschikt waren voor vervoer en dat het vervoermiddel en de vervoermethoden in overeenstemming zijn met Verordening 1/2005.
1.7.3
Afdeling 3 (Plaats van bestemming) van het journaal vermeldt, voor zover hier van belang, dat Savica Ltd te Koper (Slovenië) de houder op de plaats van bestemming/officiële dierenarts is en dat Koper en Slovenië de plaats en lidstaat van bestemming zijn. De houder op de plaats van bestemming/officiële dierenarts heeft onder meer verklaard dat hij de aantekeningen in het journaal en transporttijdlimieten heeft gecontroleerd, alsmede de partij dieren.
1.7.4
Afdeling 4 (Verklaring van de vervoerder) van het journaal, vermeldt, voor zover hier van belang, dat – kort gezegd – de dieren op 10 september 2010 om 10.50 uur in Koper (Slovenië) zijn aangekomen en dit de datum en het tijdstip van aankomst op de plaats van bestemming zijn. De vervoerder heeft verklaard dat deze gegevens juist zijn.
1.8.1
Op 12 oktober 2010 heeft Control Union Nederland B.V., gevestigd te Rotterdam, verklaard dat zij de dieren, vervoerd met de boot MV Heidi H, in opdracht van Vion heeft geïnspecteerd op de plaats van lossing en dat een onafhankelijke dierenarts de veterinaire inspectie heeft uitgevoerd. De verklaring (Certificate) vermeldt dat Beirut (Libanon) de plaats van lossing is, dat 22 september 2010 de datum van lossen en inspectie is en dat de voorschriften van verordening 1/2005 in acht zijn genomen. Bij het Certificate is gevoegd een op 22 september 2010 gedateerd en door een dierenarts te Beirut (Libanon) ondertekend verslag van de controle op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming ex artikel 3, tweede lid, van Verordening 817/2010 (verslag).
1.8.2
Het verslag vermeldt, voor zover hier van belang, dat plaats en land van eindbestemming Beirut en Libanon zijn, dat de reisschemagegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 en Verordening 817/2010. De dierenarts heeft verklaard dat hij de nodige controles overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van Verordening 817/210 heeft uitgevoerd en dat het resultaat ervan bevredigend is. Het verslag vermeldt verder het volgende:
“Remarks:
Animals arrived at the place of destination of discharge on 21/09/2010 and have been discharged in my presence and my control on 22/0/2010 from 11.15 hours till 13.30 hours. Above 139 heads were found to be in good general position and in good general condition. (…)”
Het standpunt van de staatssecretaris
2.1
De staatssecretaris heeft het restitutiebedrag van Vion (de exporteur) teruggevorderd op grond van artikel 7 van Verordening 817/2010, omdat afdeling 4 van het journaal slechts is ingevuld tot de EU-buitengrens en niet tot en met de eindbestemming. Daarmee zijn de voorschriften van de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 niet nageleefd. De verhoging van het teruggevorderde bedrag met 10% en de invordering van de rente heeft de staatssecretaris gebaseerd op respectievelijk de artikelen 32 en 49 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (Herschikking). De staatssecretaris heeft zijn besluit als volgt gemotiveerd.
2.2.1
Artikel 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 bepaalt dat de houder op de plaats van doorvoer of op de plaats van bestemming alle dieren bij aankomst controleert en nagaat of zij een lang transport tussen de lidstaten of met derde landen ondergaan, dan wel ondergaan hebben. In het geval van lange transporten van runderen moet de houder voldoen aan de bepalingen inzake het journaal van bijlage II. Dit betekent dat de houder in Koper datum en tijdstip van vertrek van het veeschip op afdeling 4 van de journalen had dienen te vermelden. Dit is niet het geval.
2.2.2
Bovendien dient het journaal ook in de eerste lossingsplaats in het land van bestemming (Libanon) te worden gecontroleerd door een dierenarts. Dit volgt uit artikel 1, gelezen in samenhang met artikel 3, tweede lid, en bijlage IV van Verordening 817/2010. Dit betekent dat de organisator van het transport ( [naam 2] ) en de houder in Koper (Savica Ltd) ervoor dienden te zorgen dat het journaal de dieren begeleidde tot de eerste lossingsplaats in het land van bestemming (Libanon). Daar dient overeenkomstig artikel 3, tweede lid en bijlage IV van Verordening 817/2010, door de dierenarts te worden gecontroleerd of de gegevens in het journaal in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 en Verordening 817/2010. Bij deze controle diende de dierenarts niet uitsluitend na te gaan of er een journaal is en of de daarin opgenomen gegevens correct zijn, maar ook of de dieren tot en met de eerste lossingsplaats in het land van bestemming zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in genoemde verordeningen, waaronder de voorgeschreven rij- en rusttijden.
2.2.3
Uit het verslag blijkt dat de dierenarts in Beirut het journaal heeft gecontroleerd. Ook blijkt daaruit dat de dieren op 21 september 2010 in de plaats van lossing (Beirut) zijn aangekomen en dat de dierenarts de lossing van de dieren heeft gecontroleerd op 22 september 2010 van 11.15 tot 13.30 uur. Het tijdstip van aankomst van het veeschip in de haven van Beirut blijkt niet uit het verslag en evenmin uit het journaal. Hierdoor is niet duidelijk wat er is gebeurd tussen het tijdstip van aankomst en het tijdstip waarop de eerste dieren zijn gelost. Dit klemt te meer nu uit afdeling 1 van het journaal blijkt dat het veeschip volgens planning op 16 september 2010 in Beirut zou aankomen, terwijl de dieren volgens het verslag pas op 21 september 2010 in Beirut zijn aangekomen.
2.2.4
Volgens de staatssecretaris diende [naam 2] , als organisator van het transport, ervoor te zorgen dat Afdeling 4 van het journaal volledig en minutieus was ingevuld. Dit betekent dat ook de duur van de zeereis van Koper naar Beirut, het tijdstip van aankomst in de haven van Beirut en het tijdstip in de plaats van lossing in afdeling 4 van het journaal hadden moeten worden vermeld, hetgeen niet is geschied.
2.2.5
De staatssecretaris komt tot de slotsom dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 5, vierde lid, juncto artikel 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 juncto artikel 1 van de Verordening 817/2010. Om die reden heeft de staatssecretaris de voor zesendertig (36) dieren betaalde restitutie van Vion teruggevorderd.
Het standpunt van Vion
3.1
Vion heeft aangevoerd dat de restitutie ten onrechte is teruggevorderd. Volgens Vion bestaat er geen verplichting om het journaal tot aan de eindbestemming bij te houden, indien de plaats van bestemming in een land buiten de Europese Unie ligt.
3.2
De dieren zijn naar de haven in Koper (Slovenië) vervoerd, alwaar de dieren op het veeschip zijn geladen. De dieren zijn niet met vrachtwagen en al in het veeschip geladen, maar hebben de vrachtwagen verlaten. De verantwoordelijkheid van de vervoerder eindigde dus in de haven van Koper (Slovenië), die tevens de plaats van uitgang van de Europese Unie is. Op deze plaats moet het journaal aan de officiële dierenarts van de plaats van uitgang worden overhandigd. Deze gang van zaken wordt bevestigd in de e-mail van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 10 februari 2014. Dit is in overeenstemming met het voorschrift in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005. Hierin staat dat in het geval dieren naar een derde land worden uitgevoerd, de vervoerders het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang moeten overhandigen. In de praktijk ging vaak een kopie van het officiële journaal verder mee tot aan de plaats van bestemming van de dieren in het derde land buiten de Europese Unie, maar die gang van zaken sluit eigenlijk niet aan bij de opzet van bijlage II bij Verordening 1/2005.
3.3
Het is immers, gelet op de verplichting het journaal bij uitgang van de Europese Unie aan de officiële dierenarts te overhandigen, niet mogelijk het journaal in te vullen tot aan de plaats van bestemming in het derde land. Zoals de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt moet een dierenarts op de plaats van bestemming (Beirut, Libanon) bijlage IV bij Verordening 817/2010 invullen en daarbij nagaan of het vervoermiddel en de beschikbare vloeroppervlakte voldoen aan Verordening 1/2005, alsook de reisschemagegevens controleren. Bijlagen III en IV bij Verordening 817/2010 verwijzen echter niet naar het journaal van bijlage II bij Verordening 1/2005. Overigens staat vast dat de dierenarts in Beirut (Libanon) bijlage IV bij Verordening 817/2010 heeft ingevuld en van mening was dat voldaan was aan de voorwaarden van Verordening 1/2005. Daarmee is voldaan aan Verordening 817/2010.
De beoordeling en de aanleiding voor de prejudiciële vragen
4.1
Niet in geschil is dat in onderhavige zaak Beirut (Libanon) de eerste lossingsplaats in het derde land van eindbestemming is als bedoeld in artikel 1 van Verordening 817/2010. Evenmin in geschil is dat het onderhavige transport een lang transport is (als gedefinieerd in artikel 2, aanhef en onder m, van Verordening 1/2005), zodat de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 van toepassing zijn. Afdeling 1 (Planning) van het journaal vermeldt Beirut (Libanon) als de plaats van bestemming. Daarentegen vermeldt Afdeling 3 (Plaats van bestemming) van het journaal dat Savica Ltd te Koper (Slovenië) de houder op de plaats van bestemming/officiële dierenarts is en dat Koper en Slovenië de plaats en lidstaat van bestemming zijn. Ook Afdeling 4 (Verklaring van de vervoerder) van het journaal, vermeldt Koper (Slovenië) als plaats van bestemming.
4.2
Het journaal, Afdeling 4 (Verklaringen van de vervoerder), is niet bijgehouden tot en met Beirut (Libanon), maar tot en met Koper (Slovenië). Het journaal bevat bijgevolg geen gegevens over de uitvoering en voltooiing van het transport vanaf het moment dat de dieren op 10 september 2010 zijn aangekomen en gecontroleerd in Koper (Slovenië). Meer in het bijzonder bevat het journaal geen gegevens over het tijdstip van vertrek van de dieren uit Koper (Slovenië), het tijdstip van aankomst van het veeschip in Beirut (Libanon) en het tijdstip van lossing van de dieren in Beirut (Libanon).
4.3
Desalniettemin vermeldt het door de dierenarts in Beirut (Libanon) opgemaakte en ondertekende verslag van de controle op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming dat de reisschemagegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 en Verordening 817/2010. De dierenarts heeft verklaard dat hij de nodige controles overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van Verordening 817/210 heeft uitgevoerd en dat het resultaat ervan bevredigend is.
4.4
De staatssecretaris heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat bij een transport van dieren naar een derde land uit de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 de verplichting voortvloeit om een journaal bij te houden tot de plaats van bestemming in dat derde land (in casu Beirut, Libanon). Volgens de staatssecretaris zijn in de onderhavige zaak de houder en de organisator van het transport hierin te kort geschoten. Vion heeft zich daarentegen – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verplichting een journaal bij te houden slechts geldt tot aan de plaats van uitgang (in casu Koper, Slovenië).
4.5
Hetgeen partijen hebben aangevoerd stelt aldus aan de orde de uitleg van de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 en de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening. Meer in het bijzonder stelt het aan de orde of uit die artikelen en bepalingen voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting volgt dat zij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land dan wel dat zij slechts zijn gehouden een journaal bij te houden tot aan de plaats van uitgang. Het College overweegt dienaangaande als volgt.
4.6
In het arrest van het Hof van 23 april 2015, Zuchtvieh-Export, C-424/13, ECLI:EU:C:2015:259, punt 37) heeft het Hof overwogen dat uit een aantal bepalingen van deze verordening, waaronder de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, voortvloeit dat daarbij niet alleen eisen worden gesteld aan het vervoer van levende gewervelde dieren dat uitsluitend op het grondgebied van de Unie plaatsvindt, maar ook aan het vervoer vanop dat grondgebied naar derde landen. Uit dit arrest (punten 49 en 50) leidt het College af dat ‘de plaats van bestemming’ als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder s, van Verordening 1/2005 niet uitsluitend op het grondgebied van de Europese Unie, maar ook in een derde land kan zijn gelegen.
4.7
Artikel 5, vierde lid, van Verordening 1/2005 bepaalt dat de vervoerders en organisatoren voor lange transporten tussen de lidstaten en met derde landen van runderen moeten voldoen aan de in bijlage II opgenomen voorschriften van het journaal. Artikel 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 bepaalt – voor zover hier van belang – dat de houder in het geval van lange transporten van runderen moet voldoen aan de bepalingen inzake het journaal van bijlage II. Uit deze bepalingen kan op zich zelf genomen niet worden afgeleid of voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting volgt dat zij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moeten bijhouden tot de plaats van bestemming in dat derde land dan wel dat zij slechts zijn gehouden een journaal bij te houden tot aan de plaats van uitgang. Het College merkt op dat het Hof in het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald, punt 49) heeft overwogen dat artikel 5 van Verordening 1/2005 – waarin het gaat over de planning van het vervoer – in het vierde lid bepaalt dat voor elk lang transport van de betrokken dieren, ook wanneer dit naar een derde land gaat, een journaal moet worden bijgehouden in overeenstemming met de voorschriften van bijlage II bij die verordening en dat punt 3, onder b, van die bijlage daartoe voorziet in een verplichting voor de organisator van een lang transport om aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek een kopie te bezorgen van de naar behoren ingevulde afdeling 1 van het journaal, die de planning betreft van het transport tot en met de plaats en het land van bestemming. Daar staat echter tegenover dat uit de letterlijke tekst van bijlage II, punten 4, 6 en 7 kan worden opgemaakt dat een journaal slechts moet worden bijgehouden tot de plaats van uitgang, terwijl punt 3, onder e van die bijlage bepaalt dat in geval van uitvoer naar een derde land het journaal de dieren moet begeleiden “ten minste tot aan de plaats van uitgang”.
4.8
Het College overweegt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof voor de uitlegging van een unierechtelijke bepaling niet uitsluitend rekening gehouden moet worden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie bijvoorbeeld het arrest van 23 november 2006, ZVK Zuchtvieh-Kontor, C-300/05, ECLI:EU:C:2006:735, punt 15).
4.9.1
Voor de door de staatssecretaris voorgestane uitleg kan vooral steun worden gevonden in de context en doelstelling van Verordening 1/2005, zoals ook tot uitdrukking komt in het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald). In dat verband wijst het College op het volgende.
4.9.2
Het doel van Verordening 1/2005 blijkens punt 11 van de considerans is te voorkomen dat dieren op zodanige wijze worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend. In de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening 1/2005 en in de bijlagen bij die verordening staan hiertoe verplichtingen met betrekking tot het welzijn van dieren die moeten worden nageleefd door personen die betrokken zijn bij het vervoer van de dieren. Het journaal vormt een geheel en bevat gegevens over – kort gezegd – de planning, de uitvoering en voltooiing van (een gedeelte van) het transport afkomstig van de met het vervoer belaste personen (vergelijk de conclusie van de Advocaat-Generaal van 2 april 2009 in de zaak Commissie tegen de Helleens Republiek, C-416/07, ECLI:EU:C:2009:221, punt 72). Het College begrijpt doel en strekking van het journaal aldus dat de bevoegde autoriteiten aan de hand daarvan in het kader van Verordening 1/2005 kunnen controleren of het vervoer van de dieren overeenkomstig de voorschriften van Verordening 1/2005 geschiedt (vergelijk het arrest van 10 september 2009, Commissie tegen de Helleens Republiek, C-416/07, ECLI:EU:C:2009:528, punt 66, en het arrest Zuchtvieh-Export, hiervoor aangehaald, punten 51 en 52). Hierbij zij aangetekend dat het in het arrest Commissie tegen de Helleense Republiek in dit verband ging om een verplichting in richtlijn 91/628 van de Raad van
19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (richtlijn 91/628), de voorloper van Verordening 1/2005, om reisschema’s te controleren.
4.9.3
Het College overweegt dat, nu het Hof reeds heeft geoordeeld dat een aantal bepalingen van Verordening 1/2005 ook moeten worden nageleefd voor het gedeelte van het transport dat plaatsvindt op het grondgebied van derde landen, het voor de hand lijkt te liggen dat, met het oog op een controle van de naleving ervan in het kader van Verordening 1/2005, moet worden geoordeeld dat het journaal bij een transport van dieren naar een derde land niet slechts wordt bijgehouden tot aan de plaats van uitgang, maar tot de plaats van bestemming in dat derde land. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat het gedeelte van het transport dat plaatsvindt op het grondgebied van derde landen niet aan de hand van het journaal kan worden gecontroleerd. Om die reden, zo begrijpt het College het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald), heeft het Hof over afdeling 1 van het journaal, die de planning van het transport betreft, overwogen dat bij een lang transport naar een derde land het journaal zowel voor het deel van het transport op het grondgebied van de Unie als voor het deel van het transport op het grondgebied van derde landen vermeldingen moet bevatten over de geplande rustplaatsen, overlaadplaatsen of plaatsen van uitgang. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het journaal een geheel vormt, ligt het voor de hand dat de overige afdelingen van het journaal, en meer in het bijzonder de afdelingen 3 (plaats van bestemming) en 4 (verklaring van de vervoerder), in het geval van een lang transport naar een derde land eveneens worden bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land. Daarnaast zou het niet logisch zijn als met de plaats van bestemming in afdeling 1 (planning) een andere plaats zou worden bedoeld als met de plaats van bestemming in de afdelingen 3 (plaats van bestemming) en 4 (verklaring van de vervoerder), zoals dat in onderhavige zaak wel het geval is.
4.9.4
Het College wijst er echter op dat de van toepassing zijnde voorschriften geen duidelijkheid bieden. In bijlage II, punt 3, bij Verordening 1/2005 zijn de verplichtingen van de organisator weergeven. Het voorschrift onder 3 sub e) bepaalt dat de organisator ervoor dient te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het transport begeleidt tot aan de plaats van bestemming of, in geval van uitvoer naar een derde land, ten minste tot aan de plaats van uitgang. Gezien de definitie van het begrip transport als de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming en het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald), zou hierin voor de organisator de verplichting kunnen worden gelezen om ervoor te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het (gehele) transport begeleidt; dus ook als de plaats van bestemming in een derde land is gelegen. Niettemin moet worden vastgesteld dat het voorschrift een onderscheid maakt tussen enerzijds transport tussen lidstaten en anderzijds transport naar een derde land. In de ene situatie geldt de verplichting voor de organisator kennelijk tot en met de plaats van bestemming en in de andere situatie ten minste tot de plaats van uitgang. Het voorschrift is aldus onduidelijk. Immers, òf de verplichting voor de organisator geldt voor het gehele transport en bij een transport van dieren naar een derde land dus tot en met de plaats van bestemming in dat derde land (zie het arrest Zuchtvieh-Export, hiervoor aangehaald, punten 49 en 50), òf de verplichting geldt niet voor het gehele transport, maar slechts voor een deel ervan, namelijk tot aan de plaats van uitgang. De overige in bijlage II bij Verordening 1/2005 opgenomen voorschriften bevatten geen (expliciete) verplichtingen voor de organisator waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land.
4.9.5
In bijlage II, punten 4 en 5, bij Verordening 1/2005 zijn de verplichtingen van de houder weergeven. Het voorschrift onder 4 bepaalt dat de houders op de plaats van vertrek en, wanneer de plaats van bestemming op het grondgebied van de Gemeenschap (thans Europese Unie) is gelegen, de houders op de plaats van bestemming de desbetreffende afdelingen van het journaal moeten invullen en ondertekenen. Uit dit voorschrift lijkt slechts te volgen dat de houders de desbetreffende afdelingen van het journaal alleen dan hoeven in te vullen en te ondertekenen indien de plaats van bestemming is gelegen op het grondgebied van de Europese Unie. De overige in bijlage II bij Verordening 1/2005 opgenomen voorschriften bevatten geen (expliciete) verplichtingen voor de houder waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land.
4.9.6
Samenvattend stelt het College vast dat uit de context en doelstelling van de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 en de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening, lijkt te volgen dat voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting volgt dat zij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat daartoe in genoemde bijlage geen specifieke verplichting voor de organisator en houder is aan te wijzen die daarin expliciet voorziet. In dit opzicht verschilt deze zaak met die van Zuchtvieh-Export, waarbij het Hof in zijn arrest (hiervoor aangehaald, punt 49) voor het invullen van de afdeling 1 (planning) van het journaal heeft gewezen op de (expliciete) verplichting vervat in punt 3 onder b) van bijlage II bij Verordening 1/2005.
4.9.7
Het College merkt ten slotte nog op dat de staatssecretaris voor de door hem voorgestane uitleg vooral steun lijkt te vinden in Verordening 817/2010, en meer in het bijzonder in de artikelen 1 en 3, tweede lid, van die verordening. Uit die bepalingen volgt dat de dierenarts in de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming onder meer moet controleren of de dieren tot die plaats in overeenstemming met de voorschriften van Verordening 1/2005 zijn vervoerd. Een onderdeel van die controle is of de reisschemagegevens al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005. Teneinde die controle te kunnen verrichten dient de dierenarts dus de beschikking te hebben over het reisschema, waarbij de staatssecretaris naar het oordeel van het College terecht ervan uitgaat dat met een reisschema hetzelfde wordt bedoeld als met een journaal. Het begrip reisschema werd immers gebruikt in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de richtlijn 91/628. Zo beschouwd lijkt de uniewetgever met Verordening 817/2010 ervan te zijn uitgegaan dat bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet worden bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land, dat wil zeggen de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming (artikelen 1 en 3, tweede lid, van Verordening 817/2010). Niettemin is het maar de vraag of voor de uitleg van Verordening 1/2005 steun kan worden gevonden in Verordening 817/2010, nu Verordening 1/2005 ook los van Verordening 817/2010 zelfstandige betekenis heeft en dus niet zonder meer in het licht van Verordening 817/2010 behoeft te worden gelezen.
4.1
Voor de door Vion voorgestane uitleg kan vooral steun worden gevonden in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005. In dat verband wijst het College op het volgende.
4.10.1
In bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005 is bepaald dat de vervoerders het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang moeten overhandigen indien dieren naar een derde land worden uitgevoerd. Deze – expliciete – verplichting om het journaal te overhandigen aan de officiële dierarts op de plaats van uitgang lijkt zich niet te verdragen met de uitleg dat de organisator en/of houder bij een transport van dieren naar een derde land de verplichting hebben een journaal bij te houden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land. Overhandigen betekent ‘geven’, ‘ter hand stellen’. Ook verschillende taalversies van het betreffende voorschrift lijken te duiden op een verplichting het journaal te overhandigen
(‘remettront le carnet de route’in de Franse taalversie,
‘shall give the journey log’in de Engelse taalversie en
‘übergibt (…) das Fahrtenbuch’in de Duitse taalversie). Gelet op het een en ander, en in aanmerking genomen dat het journaal een geheel vormt en uit de in bijlage II bij Verordening 1/2005 opgenomen voorschriften niet blijkt van een verplichting van de officiële dierenarts om het journaal terug te geven aan de vervoerder, lijkt het erop dat het journaal bij die officiële dierenarts op de plaats van uitgang moet achterblijven en, bijgevolg, bij een transport van dieren naar een derde land niet verder kan worden bijgehouden.
4.10.2
Zoals hiervoor reeds overwogen, kan ook uit bijlage II, punten 4 en 6, bij Verordening 1/2005 worden opgemaakt dat een journaal slechts moet worden bijgehouden tot aan de plaats van uitgang. Het voorschrift onder 4 bepaalt dat de houders op de plaats van vertrek en, wanneer de plaats van bestemming op het grondgebied van de Gemeenschap (thans Europese Unie) is gelegen, de houders op de plaats van bestemming, de desbetreffende afdelingen van het journaal moeten invullen en ondertekenen. Uit dit voorschrift lijkt te volgen dat de houders de desbetreffende afdelingen van het journaal alleen dan hoeven in te vullen en te ondertekenen indien de plaats van bestemming is gelegen op het grondgebied van de Europese Unie. Het voorschrift onder 6 bepaalt dat de vervoerder afdeling 4 van het journaal moet invullen en ondertekenen voor reizen die op het grondgebied van de Gemeenschap (thans Europese Unie) eindigen. Meer in het algemeen lijken de voorschriften van genoemde bijlage vooral te zien op het transport tot aan de plaats van uitgang, zodat daaruit bij een transport van dieren naar een derde land geen expliciete verplichting voortvloeit het journaal bij te houden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land. Dit is ook de visie van Advocaat-Generaal Bot in zijn conclusie van 11 september 2014 in de zaak Zuchtvieh-Export, C-424/13, ECLI:EU:C:2014:2216, punt 63.
4.11
Het College concludeert dat het, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet duidelijk is of uit de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005, in samenhang met de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening, voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting volgt dat zij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land dan wel dat zij slechts zijn gehouden een journaal bij te houden tot aan de plaats van uitgang.
4.12
Indien het antwoord op de hiervoor in 4.11 opgeworpen vraag is dat bij een transport van dieren naar een derde land een journaal slechts moet worden bijgehouden tot aan de plaats van uitgang, dan rijst de vraag hoe de dierenarts in het derde land in het kader van de door hem op grond van artikel 3, eerste lid, van Verordening 817/2010 te verrichten controles kan nagaan of de reisschemagegevens (het journaal) al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 (en aan de hand waarvan hij kan verklaren dat het resultaat van die controles bevredigend is). En daarmee rijst tevens de vraag welke waarde in een dergelijke situatie op dit punt aan het door de dierenarts in het derde land opgemaakte verslag kan worden toegekend en of de exporteur met dat verslag kan bewijzen dat in zoverre aan de voorschriften van Verordening 1/2005 is voldaan, hetgeen voor de betaling van restituties is vereist.
4.12.1
In de hier aan de orde zijnde zaak heeft de dierenarts blijkens het verslag van de controle op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming – kort gezegd – verklaard dat de reisschemagegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005, hoewel vaststaat dat hij niet de beschikking had over die reisschemagegevens nu het journaal niet is bijgehouden tot en met Beirut (Libanon). Doordat het journaal niet verder dan tot en met Koper (Slovenië) is bijgehouden, is niet duidelijk geworden wanneer de dieren uit Koper (Slovenië) zijn vertrokken, wanneer het veeschip in Beirut (Libanon) is aangekomen en wat er in die tussenliggende periode met de dieren is gebeurd.
4.12.2
Het College hecht eraan nog op het volgende te wijzen. Artikel 1 van Verordening 639/2003, en thans artikel 1 van Verordening 817/2010, stellen de betaling van uitvoerrestituties afhankelijk van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van eindbestemming, van de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening 1/2005, alsmede van de daarin genoemde bijlagen, en van eerstgenoemde verordeningen zelf.
4.12.3
Het staat op grond van artikel 4, eerste lid, van verordening 817/2010 aan de exporteur om – kort gezegd – te bewijzen dat genoemde verordeningen tot en met de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming zijn nageleefd en de dieren aldus overeenkomstig de voorschriften van die verordeningen zijn vervoerd (vergelijk de arresten van het Hof van 13 maart 2008, Viamex Agrar Handel, C-96/06, ECLI:EU:C:2008:158, punten 32 en 33 en 17 juli 2008, Schwaninger, C-207/06, ECLI:EU:C:2008:414, punten 45 en 46). De aanvraag om betaling van de uitvoerrestitutie moet op grond van artikel 4, tweede lid, van Verordening 817/2010 worden aangevuld met het naar behoren ingevulde document als bedoeld in artikel 2, derde lid, van deze verordening (dat betrekking heeft op controle in het douanegebied van de Unie) en de in artikel 3, tweede lid, van deze verordening bedoelde verslagen (die betrekking hebben op controle in derde landen). Wat betreft de controle in het derde land moet worden opgemerkt dat hoewel artikel 3 van Verordening 817/2010 slechts bepaalt dat de dieren ‘een controle’ moeten ondergaan, uit de modellen in bijlagen III en IV bij Verordening 817/2010 volgt dat de dierenarts onder meer de “reisschemagegevens” moet controleren, waarbij als resultaat “bevredigend” of “onbevredigend” moet worden aangekruist. Bevredigend wil blijkens genoemde modellen zeggen “in overeenstemming met de voorschriften van Verordening 1/2005 en Verordening 817/2010”.
4.12.4
Vervolgens staat het op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van Verordening 817/2010 aan de bevoegde autoriteit om op grond van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde documenten en/of andere gegevens over de naleving van deze verordening waarover zij beschikt, te beoordelen of de artikelen 3 tot en met 9 van verordening 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen zijn nageleefd. Artikel 7 van Verordening 817/2010 bepaalt – kort gezegd – dat de restitutie wordt teruggevorderd indien na uitkering van de restitutie komt vast te staan dat de voorschriften van Verordening 1/2005 niet in acht zijn genomen.
4.12.5
Indien de dierenarts in het kader van de door hem op grond van artikel 3, eerste lid, van verordening 817/2010 in het derde land te verrichten controles niet kan nagaan of de reisschemagegevens (het journaal) al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005, (en bijgevolg evenmin kan verklaren dat het resultaat van die controles bevredigend is), lijkt de exporteur niet te kunnen bewijzen dat aan de voorschriften van Verordening 1/2005 is voldaan. Als deze uitleg juist is, dan zou dat met zich brengen dat de exporteur ten gevolge van de in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005 opgenomen verplichting voor de vervoerders om het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang te overhandigen indien dieren naar een derde land worden uitgevoerd, niet aan zijn bewijslast kan voldoen.
4.13
Het is, gelet op het hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet buiten twijfel of uit de artikelen 5 en 7 van Verordening 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 4 van Verordening 817/2010, volgt dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien de exporteur niet kan bewijzen dat aan de voorschriften van Verordening 1/2005 is voldaan, in de situatie dat de dierenarts in het kader van de door hem op grond van artikel 3, eerste lid, van Verordening 817/2010 in het derde land te verrichten controles niet kan nagaan of de reisschemagegevens (het journaal) al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 (en bijgevolg evenmin kan verklaren dat het resultaat van die controles bevredigend is), omdat de vervoerder het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang heeft overhandigd.
4.14
Indien het antwoord op de hiervoor in 4.11 opgeworpen vraag is dat bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet worden bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land, dan kan de vervoerder het journaal niet aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang overhandigen en wordt aldus niet voldaan aan bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005.
4.14.1
Het College gaat ervan uit dat in de hier aan de orde zijnde zaak de vervoerder ( [naam 3] ) het journaal heeft overhandigd aan de officiële dierenarts in Koper (Slovenië) en dat dit de enige reden is waarom het journaal niet is bijgehouden tot en met Beirut (Libanon).
4.14.2
Zoals hiervoor in 4.12.2 reeds is vastgesteld, stellen artikel 1 van Verordening 639/2003 en thans artikel 1 van Verordening 817/2010, de betaling van uitvoerrestituties afhankelijk van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot en met de eerste lossingsplaats in het derde land van eindbestemming, van de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening 1/2005, alsmede van de daarin genoemde bijlagen. Indien het journaal niet wordt bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land, lijkt niet aan de artikelen 5, vierde lid en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 te worden voldaan, zodat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd. Als deze uitleg juist is dan brengt dat met zich dat, ten gevolge van de in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005 opgenomen verplichting voor de vervoerders om het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang te overhandigen indien dieren naar een derde land worden uitgevoerd, niet kan worden voldaan aan de verplichting een journaal bij te houden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land.
4.15
Het is, gelet op het hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet buiten twijfel of uit de artikelen 5 en 7 van Verordening 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 4 van Verordening 817/2010, volgt dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien het journaal niet is bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land, omdat de vervoerder heeft voldaan aan de in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005 opgenomen verplichting om het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang te overhandigen.
4.16
Gelet hierop zal het College op de voet van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vragen voorleggen aan het Hof met betrekking tot de uitlegging van het recht van de Unie.

Beslissing

Het College:
- verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen ten aanzien van de volgende vragen:
1. Moeten de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (Verordening 1/2005), gelezen in samenhang met de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening, aldus worden uitgelegd dat zij voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting inhouden dat zij bij een transport van dieren naar een derde land, het journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land?
2. Moeten de artikelen 5 en 7 van Verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (Verordening 817/2010), gelezen in samenhang met artikel 4 van die verordening, aldus worden uitgelegd dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien het journaal niet is bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land, omdat de vervoerder heeft voldaan aan de in bijlage II, punt 7, bij Verordening 1/2005 opgenomen verplichting om het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang te overhandigen?
3. Moeten de artikelen 5 en 7 van Verordening 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 4 van die verordening, aldus worden uitgelegd dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien de exporteur niet kan bewijzen dat aan de voorschriften van Verordening 1/2005 is voldaan, in de situatie dat de dierenarts in het kader van de door hem op grond van artikel 3, eerste lid, van Verordening 817/2010 in het derde land te verrichten controles niet kan nagaan of de reisschemagegevens (het journaal) al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005 (en bijgevolg evenmin kan verklaren dat het resultaat van die controles bevredigend is), omdat de vervoerder het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang heeft overhandigd?
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schukking, mr. A. Venekamp en mr. T.P.J.N. van Rijn in aanwezigheid van mr. M.S. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2016.
w.g. J. Schukking w.g. M.S. van den Berg