4.8Het College overweegt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof voor de uitlegging van een unierechtelijke bepaling niet uitsluitend rekening gehouden moet worden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie bijvoorbeeld het arrest van 23 november 2006, ZVK Zuchtvieh-Kontor, C-300/05, ECLI:EU:C:2006:735, punt 15).
4.9.1Voor de door de staatssecretaris voorgestane uitleg kan vooral steun worden gevonden in de context en doelstelling van Verordening 1/2005, zoals ook tot uitdrukking komt in het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald). In dat verband wijst het College op het volgende.
4.9.2Het doel van Verordening 1/2005 blijkens punt 11 van de considerans is te voorkomen dat dieren op zodanige wijze worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend. In de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening 1/2005 en in de bijlagen bij die verordening staan hiertoe verplichtingen met betrekking tot het welzijn van dieren die moeten worden nageleefd door personen die betrokken zijn bij het vervoer van de dieren. Het journaal vormt een geheel en bevat gegevens over – kort gezegd – de planning, de uitvoering en voltooiing van (een gedeelte van) het transport afkomstig van de met het vervoer belaste personen (vergelijk de conclusie van de Advocaat-Generaal van 2 april 2009 in de zaak Commissie tegen de Helleens Republiek, C-416/07, ECLI:EU:C:2009:221, punt 72). Het College begrijpt doel en strekking van het journaal aldus dat de bevoegde autoriteiten aan de hand daarvan in het kader van Verordening 1/2005 kunnen controleren of het vervoer van de dieren overeenkomstig de voorschriften van Verordening 1/2005 geschiedt (vergelijk het arrest van 10 september 2009, Commissie tegen de Helleens Republiek, C-416/07, ECLI:EU:C:2009:528, punt 66, en het arrest Zuchtvieh-Export, hiervoor aangehaald, punten 51 en 52). Hierbij zij aangetekend dat het in het arrest Commissie tegen de Helleense Republiek in dit verband ging om een verplichting in richtlijn 91/628 van de Raad van
19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (richtlijn 91/628), de voorloper van Verordening 1/2005, om reisschema’s te controleren.
4.9.3Het College overweegt dat, nu het Hof reeds heeft geoordeeld dat een aantal bepalingen van Verordening 1/2005 ook moeten worden nageleefd voor het gedeelte van het transport dat plaatsvindt op het grondgebied van derde landen, het voor de hand lijkt te liggen dat, met het oog op een controle van de naleving ervan in het kader van Verordening 1/2005, moet worden geoordeeld dat het journaal bij een transport van dieren naar een derde land niet slechts wordt bijgehouden tot aan de plaats van uitgang, maar tot de plaats van bestemming in dat derde land. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat het gedeelte van het transport dat plaatsvindt op het grondgebied van derde landen niet aan de hand van het journaal kan worden gecontroleerd. Om die reden, zo begrijpt het College het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald), heeft het Hof over afdeling 1 van het journaal, die de planning van het transport betreft, overwogen dat bij een lang transport naar een derde land het journaal zowel voor het deel van het transport op het grondgebied van de Unie als voor het deel van het transport op het grondgebied van derde landen vermeldingen moet bevatten over de geplande rustplaatsen, overlaadplaatsen of plaatsen van uitgang. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het journaal een geheel vormt, ligt het voor de hand dat de overige afdelingen van het journaal, en meer in het bijzonder de afdelingen 3 (plaats van bestemming) en 4 (verklaring van de vervoerder), in het geval van een lang transport naar een derde land eveneens worden bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land. Daarnaast zou het niet logisch zijn als met de plaats van bestemming in afdeling 1 (planning) een andere plaats zou worden bedoeld als met de plaats van bestemming in de afdelingen 3 (plaats van bestemming) en 4 (verklaring van de vervoerder), zoals dat in onderhavige zaak wel het geval is.
4.9.4Het College wijst er echter op dat de van toepassing zijnde voorschriften geen duidelijkheid bieden. In bijlage II, punt 3, bij Verordening 1/2005 zijn de verplichtingen van de organisator weergeven. Het voorschrift onder 3 sub e) bepaalt dat de organisator ervoor dient te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het transport begeleidt tot aan de plaats van bestemming of, in geval van uitvoer naar een derde land, ten minste tot aan de plaats van uitgang. Gezien de definitie van het begrip transport als de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming en het arrest Zuchtvieh-Export (hiervoor aangehaald), zou hierin voor de organisator de verplichting kunnen worden gelezen om ervoor te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het (gehele) transport begeleidt; dus ook als de plaats van bestemming in een derde land is gelegen. Niettemin moet worden vastgesteld dat het voorschrift een onderscheid maakt tussen enerzijds transport tussen lidstaten en anderzijds transport naar een derde land. In de ene situatie geldt de verplichting voor de organisator kennelijk tot en met de plaats van bestemming en in de andere situatie ten minste tot de plaats van uitgang. Het voorschrift is aldus onduidelijk. Immers, òf de verplichting voor de organisator geldt voor het gehele transport en bij een transport van dieren naar een derde land dus tot en met de plaats van bestemming in dat derde land (zie het arrest Zuchtvieh-Export, hiervoor aangehaald, punten 49 en 50), òf de verplichting geldt niet voor het gehele transport, maar slechts voor een deel ervan, namelijk tot aan de plaats van uitgang. De overige in bijlage II bij Verordening 1/2005 opgenomen voorschriften bevatten geen (expliciete) verplichtingen voor de organisator waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land.
4.9.5In bijlage II, punten 4 en 5, bij Verordening 1/2005 zijn de verplichtingen van de houder weergeven. Het voorschrift onder 4 bepaalt dat de houders op de plaats van vertrek en, wanneer de plaats van bestemming op het grondgebied van de Gemeenschap (thans Europese Unie) is gelegen, de houders op de plaats van bestemming de desbetreffende afdelingen van het journaal moeten invullen en ondertekenen. Uit dit voorschrift lijkt slechts te volgen dat de houders de desbetreffende afdelingen van het journaal alleen dan hoeven in te vullen en te ondertekenen indien de plaats van bestemming is gelegen op het grondgebied van de Europese Unie. De overige in bijlage II bij Verordening 1/2005 opgenomen voorschriften bevatten geen (expliciete) verplichtingen voor de houder waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land.
4.9.6Samenvattend stelt het College vast dat uit de context en doelstelling van de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van Verordening 1/2005 en de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening, lijkt te volgen dat voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting volgt dat zij bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat daartoe in genoemde bijlage geen specifieke verplichting voor de organisator en houder is aan te wijzen die daarin expliciet voorziet. In dit opzicht verschilt deze zaak met die van Zuchtvieh-Export, waarbij het Hof in zijn arrest (hiervoor aangehaald, punt 49) voor het invullen van de afdeling 1 (planning) van het journaal heeft gewezen op de (expliciete) verplichting vervat in punt 3 onder b) van bijlage II bij Verordening 1/2005.
4.9.7Het College merkt ten slotte nog op dat de staatssecretaris voor de door hem voorgestane uitleg vooral steun lijkt te vinden in Verordening 817/2010, en meer in het bijzonder in de artikelen 1 en 3, tweede lid, van die verordening. Uit die bepalingen volgt dat de dierenarts in de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming onder meer moet controleren of de dieren tot die plaats in overeenstemming met de voorschriften van Verordening 1/2005 zijn vervoerd. Een onderdeel van die controle is of de reisschemagegevens al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening 1/2005. Teneinde die controle te kunnen verrichten dient de dierenarts dus de beschikking te hebben over het reisschema, waarbij de staatssecretaris naar het oordeel van het College terecht ervan uitgaat dat met een reisschema hetzelfde wordt bedoeld als met een journaal. Het begrip reisschema werd immers gebruikt in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de richtlijn 91/628. Zo beschouwd lijkt de uniewetgever met Verordening 817/2010 ervan te zijn uitgegaan dat bij een transport van dieren naar een derde land een journaal moet worden bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land, dat wil zeggen de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming (artikelen 1 en 3, tweede lid, van Verordening 817/2010). Niettemin is het maar de vraag of voor de uitleg van Verordening 1/2005 steun kan worden gevonden in Verordening 817/2010, nu Verordening 1/2005 ook los van Verordening 817/2010 zelfstandige betekenis heeft en dus niet zonder meer in het licht van Verordening 817/2010 behoeft te worden gelezen.