Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2018 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (Verordening 73/2009). Appellant voldoet niet aan die voorwaarde, want hij had zijn landbouwareaal en de bijbehorende toeslagrechten in 2013 verhuurd en om die reden in dat jaar geen recht op bedrijfstoeslag of een andere rechtstreekse betaling. Actieve landbouwers die in 2013 geen rechtstreekse betaling hebben ontvangen kunnen alsnog in aanmerking komen voor toewijzing van betalingsrechten als ze tijdig een aanvraag hiervoor indienen en uiterlijk 15 mei 2013 ten minste 0,3 hectare fruit, groente, consumptie- en/of pootaardappelen of siergewassen hebben geteeld of een wijngaard van ten minste 0,3 ha hebben geëxploiteerd. Niet is gebleken dat appellant aan deze voorwaarde voldoet. Tot slot komen actieve landbouwers in aanmerking voor toewijzing van betalingsrechten als ze tijdig een aanvraag hiervoor indienen en nooit hebben beschikt over toeslagrechten in eigendom of gehuurd en wel uiterlijk 15 mei 2013 aantoonbaar bepaalde landbouwactiviteiten hebben verricht. Appellant heeft in het verleden wel beschikt over toeslagrechten, maar deze heeft verhuurd, zodat hij evenmin aan deze voorwaarde voldoet.