Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 oktober 2018 in de zaak tussen
[naam] V.O.F., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Appellante is opgekomen tegen het nieuwe besluit en voert daarbij het volgende aan. De kern van het geschil is dat in haar geval bij de vaststelling van de MVFR geen rekening is gehouden met de lopende bedrijfsuitbreiding. Op 8 augustus 2013 heeft appellante al een Natuurbeschermings-vergunning (NB-vergunning) aangevraagd. Met ingang van die datum heeft zij alle noodzakelijke meldingen gedaan en vergunningen verzocht die nodig zijn voor een bedrijfsuitbreiding. Tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank is de gemeente alsnog aan appellantes aanvraag tegemoet gekomen en is de omgevingsvergunning verleend. De financieringsovereenkomsten zijn in oktober 2015 gesloten. De conclusie dat er in haar geval geen sprake is van onomkeerbare verplichtingen op 12 december 2013 wordt door haar niet gevolgd. De kosten voor de aanvragen en de in verband daarmee gemaakte kosten voor, onder meer, adviezen en procedures zijn in de ogen van appellante onomkeerbaar. Ook voordien zijn al kosten gemaakt ter voorbereiding van de uitbreiding, onder meer in een drinkautomaat geschikt voor meer kalveren en nog andere investeringen die waren gericht op het fokken en houden van meer dieren. Deze omstandigheden zijn bij de beoordeling niet betrokken. De suggestie die wordt gewekt dat als appellante voor 12 december 2013 was gestopt met de uitbreidingsplannen zij niet te maken zou hebben gekregen met een individuele buitensporige last, is onterecht. Afwijken van de ingeslagen weg was geen optie, gelet op de al gemaakte kosten en de noodzaak het bedrijf uit te breiden in verband met voldoende toekomstperspectief. Zij kon in 2013 bovendien niet voorzien dat naast de eis van mestverwerking ook grondgebondenheidseisen zouden worden gesteld. Op 6 november 2014, toen in de nota van wijziging de grondeisen werden aangekondigd (het College begrijpt de brief geregistreerd onder Kamerstukken II, 2014-2015, 33 979, nr. 17) waren de bouwwerkzaamheden, die door appellante in eigen beheer werden uitgevoerd, al in volle gang. Er is daarom sprake van onzorgvuldig handelen door verweerder.