Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 mei 2018 op het hoger beroep van:
(gemachtigde: mr. P.J.A.M. Voeten),
en
het Bureau Financieel Toezicht (BFT),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
€ 100.000,-. De rechtbank is met BFT van oordeel dat appellant het vermoeden van fiscale fraude had moeten melden. BFT heeft er in dit verband terecht op gewezen dat fiscale fraude gelet op het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2774) als grondslag kan dienen voor het strafrechtelijk begrip ‘witwassen’ overeenkomstig artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht, aldus de rechtbank. Dat appellant na dit boekenonderzoek medio 2011 afscheid heeft genomen van deze cliënt doet aan de verplichting tot melding niet af.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant betoogt voorts dat hij in het dossier [naam 3] geen Wwft-melding hoefde te doen omdat de Belastingdienst, en dus de overheid, reeds op de hoogte was van de fiscale fraude.
BFT betoogt voorts dat het feit dat de Belastingdienst in het dossier [naam 3] ook op de hoogte was van de fiscale fraude, de zelfstandige onderzoeksplicht van appellant niet wegneemt en dat appellant dus zelf een melding op grond van de Wwft had moeten doen.
Beslissing
- herroept het primaire besluit in zoverre en bepaalt de hoogte van de boete op € 4.500,- ;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- draagt BFT op het betaalde griffierecht van € 584,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt BFT in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1053,20.
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. A. Graefe, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.