In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een randvoorwaardenkorting die is opgelegd aan appellante op basis van niet-nalevingen in het identificatie- en registratiesysteem (I&R-systeem) voor runderen. De minister had bij besluit van 23 juni 2016 een randvoorwaardenkorting van 14% vastgesteld, welke later is herzien naar 12% na gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar van appellante. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij zij betwistte dat de kortingen terecht waren opgelegd.
Tijdens de zitting op 14 maart 2018 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De controles door de NVWA op 19 augustus en 15 december 2015 hebben geleid tot de constatering van niet-nalevingen, waaronder het niet tijdig melden van geboorten van runderen en het niet voldoen aan opslagvoorwaarden voor mest/kuilvoer.
Het College heeft overwogen dat de niet-nalevingen op verschillende data zijn vastgesteld, wat leidt tot herhaling van niet-nalevingen en dus tot de opgelegde korting. Appellante's argumenten dat de kortingen onterecht waren, werden door het College verworpen. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.