In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de afwijzing van aanvragen van een appellante, een B.V., voor toewijzing van betalingsrechten en de nationale reserve voor jonge landbouwers. De staatssecretaris van Economische Zaken, als verweerder, heeft de aanvragen afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat appellante niet als actieve landbouwer werd aangemerkt. Dit zou zijn omdat zij niet stond ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit landbouw in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) en geen SBI-code had vermeld die als landbouwactiviteit wordt beschouwd.
De appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij wel degelijk als actieve landbouwer moet worden aangemerkt, omdat zij op de relevante datum als agrarisch ondernemer geregistreerd stond. Het College heeft de zaak op 10 mei 2017 ter zitting behandeld, waarbij de appellante zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Het College heeft overwogen dat de eis van actieve landbouwer niet zo strikt moet worden geïnterpreteerd als door de verweerder is gedaan. De relevante regelgeving, met name artikel 2.3 van de Uitvoeringsregeling, vereist enkel een verkorte omschrijving van een landbouwactiviteit en niet per se een SBI-code. Het College concludeert dat de appellante ten onrechte niet als actieve landbouwer is aangemerkt, omdat zij op de relevante datum wel degelijk was ingeschreven met een omschrijving die voldoet aan de vereisten van de regeling.
Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en de verweerder is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat de appellante na de zitting nog stukken heeft ingediend die niet meer in behandeling konden worden genomen.