In deze zaak gaat het om de hoofdelijke terugvordering van voorschotten van subsidie die is verleend voor het project Co-op Duurzaam, een initiatief ter bevordering van samenwerkingsvormen in de visserij. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft op 26 september 2014 de subsidieverlening ingetrokken, omdat het project niet volledig was uitgevoerd en de hoofdaanvrager, Silt B.V., failliet was verklaard. De appellanten, die medeaanvragers waren, hebben tegen de besluiten van de staatssecretaris beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de bezwaren van de appellanten gedeeltelijk gegrond verklaard, de subsidie vastgesteld op € 146.261,- en een bedrag van € 123.051,- aan teveel uitgekeerde voorschotten teruggevorderd.
De appellanten hebben betoogd dat de terugvordering niet terecht was, omdat de staatssecretaris niet had onderbouwd op welke wijze de voorlichtings- en publiciteitseisen waren overtreden. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat de voorlichtings- en publiciteitseisen zijn geschonden. Hierdoor is de verlaging van het subsidiebedrag niet deugdelijk gemotiveerd. Het College heeft de bestreden besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw op de bezwaren te beslissen en het subsidiebedrag opnieuw vast te stellen.
Het College heeft verder geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om teveel betaalde voorschotten terug te vorderen op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De appellanten zijn gezamenlijk gehouden tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde voorschotten, omdat de subsidie is verleend aan het samenwerkingsverband als geheel. De beroepen zijn gegrond verklaard, en de staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van de appellanten.