Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2017 in de zaak tussen
commanditaire vennootschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Er zijn door RVO dossierspecifieke vragen gesteld ten aanzien van de kosten gemaakt door [naam 3] . Gecontroleerd dient te worden of er sprake is van winstopslag en of de montagekosten (uren) reëel zijn.
Als basis voor de offerte en facturering voor de montagewerkzaamheden van de stalinrichting door [naam 3] is de offerte van Greuting gebruikt. Hierin werd voor de montage €35.000,-- begroot. [naam 3] heeft ter onderbouwing van de in rekening gebrachte kosten (€35.000,--) voor de montagewerkzaamheden werkbonnen (urenregistratie); facturen van derden voor het inhuren van benodigde machines en inhuren van arbeidskrachten van derden overlegd. Hierbij werd vastgesteld dat er een manco in de administratie is. Er ontbreken o.a. urenregistraties van de door [naam 3] voor de montagewerkzaamheden beschikbaar gestelde manuren. Volgens Dhr. [naam 4] is wegens de druk (halen van einddatum) en de hectiek niet alle uren door de medewerkers op de daarvoor bestemde formulieren vastgelegd.
Als basis voor de offerte en facturering voor de buitenuitloop door [naam 3] is de offerte van Wijsman gebruikt. Hierin werd voor de buitenuitloop €8.000,-- begroot. [naam 3] heeft ter onderbouwing van de in rekening gebrachte kosten (8.000,--) voor aanlegwerkzaamheden; facturen van derden voor inhuren benodigde machines en aanvoer zand overlegd. Er ontbreken urenregistraties van de door [naam 3] voor de aanlegwerkzaamheden beschikbaar gestelde manuren. Volgens Dhr. [naam 4] is wegens de druk (halen van de einddatum) en de hectiek niet alle uren door de medewerkers op de daarvoor bestemde formulieren vastgelegd.
(…)”
€ 198.178,19. Verweerder heeft uiteengezet dat de kosten voor de buitenloop en de montagekosten voor de rundveestal niet subsidiabel zijn, omdat de volledige administratieve onderbouwing van de kosten daarvoor ontbreekt. De werkelijke kosten van het loonbedrijf voor deze investeringen zijn daardoor niet te controleren.
€ 200.008,67. Verweerder heeft wat betreft de kosten voor de buitenloop en de montagekosten voor de rundveestal voor door derden verrichte werkzaamheden alsnog subsidie vastgesteld. De kosten van de door het loonbedrijf uitgevoerde werkzaamheden acht verweerder echter niet subsidiabel, omdat de vereiste urenregistraties ontbreken en onduidelijk blijft in hoeverre deze werkzaamheden daadwerkelijk in opdracht van het loonbedrijf zijn verricht.
24 februari 2015 weliswaar heeft goedgekeurd dat - kort gezegd - de werkzaamheden door het loonbedrijf worden uitgevoerd, maar dat verweerder daarin tevens heeft bepaald dat eventuele winstopslag in de offerte niet subsidiabel is. Gezien de personele verwevenheid van appellante met het loonbedrijf en in aanmerking genomen dat de door het loonbedrijf geoffreerde bedragen exact overeenkomen met de bedragen die door de derde partijen waren geoffreerd en waarin een winstopslag aanwezig is - nu die derde partijen de opdracht wel met winst mogen uitvoeren - en waarop verweerder de subsidieverlening ook heeft gebaseerd, diende voor verweerder dus controleerbaar te zijn wat de daadwerkelijke kosten waren en of er al dan niet sprake was van winstopslag. Appellante heeft die facturen wat betreft de kosten van de door het loonbedrijf uitgevoerde werkzaamheden niet onderbouwd, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet kan controleren wat de daadwerkelijke kosten waren en of er al dan niet sprake was van winstopslag. Voor zover appellante zich beroept op het feit dat twee facturen van Berentsen en Driessen wel zijn goedgekeurd, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze facturen, anders dan die van het loonbedrijf, inzicht verschaffen in de daadwerkelijk gemaakte montagewerkzaamheden. De door appellante in beroep overgelegde stukken ter onderbouwing van de gemaakte kosten en uren voor het project doen daaraan niet af, reeds omdat appellante gelet op het bepaalde in artikel 4.2, tweede lid, van de Awb en artikel 37 van de Regeling gehouden was deze stukken uiterlijk in de besluitvormingsfase te overleggen. Tot slot bestaat geen grond voor het oordeel dat het appellante niet kan worden aangerekend dat het loonbedrijf een onvolledige urenregistratie voerde, nu sprake is van een personele verwevenheid tussen appellante en het loonbedrijf en appellante als indiener van de aanvraag zelf verantwoordelijk blijft voor de volledige administratieve onderbouwing van de kosten.