In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2017, met zaaknummers 16/1020 en 17/344, staat de toekenning van betalingsrechten voor een perceel van het landbouwbedrijf van appellante, Maatschap Boerderij De Wappert, centraal. De staatssecretaris van Economische Zaken is verweerder in deze zaak. Appellante had aanvragen ingediend voor toewijzing van betalingsrechten voor 2015 op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De verweerder had in eerdere besluiten, waaronder het primaire besluit I en II, de aanvragen van appellante afgewezen, wat leidde tot beroep bij het College.
De kern van het geschil betreft de uitsluiting van perceel 39 van de betalingsrechten, omdat dit perceel op de beheertypenkaart van het provinciale natuurbeheerplan is aangeduid met het natuurbeheertype 'Rivier- en moeraslandschap'. Dit natuurbeheertype is volgens de geldende regelgeving niet subsidiabel voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers. Appellante betoogde dat de pachtovereenkomst met de Staat der Nederlanden, waarin staat dat op de grond betalingsrechten rusten, een reden zou moeten zijn om het perceel niet uit te sluiten. Het College oordeelde echter dat de pachtovereenkomst niet kan afdoen aan de geldende regelgeving, die na de publicatie van de pachtovereenkomst in werking is getreden.
Het College heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van appellante. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.485,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgvuldige besluitvorming door de overheid en de strikte toepassing van de geldende regelgeving in het kader van het GLB.