Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 juni 2017 op het hoger beroep van:
Bureau Financieel Toezicht, verweerder (BFT)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
.Zoals BFT terecht heeft opgemerkt wordt appellant bovendien niet tegengeworpen dat hij niet jaarlijks hercontroles doet, maar dat om te beginnen al niet is gebleken dat hij zijn cliënten heeft geïdentificeerd en hun identiteit heeft geverifieerd. Dat appellant nog nooit meldingen heeft gedaan in het kader van de Wwft doet niet af aan de constateringen van de toezichthouder en de begane overtredingen. Of de begrote administratieve lasten van de Wwft wel of niet in verhouding staan tot de daadwerkelijke lasten die zijn gemoeid met cliëntonderzoek acht het College niet relevant. Ook dat doet immers niet af aan het feit dat appellant verplicht is de bepalingen van artikel 3 en artikel 33 Wwft na te leven. Het College heeft ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het door BFT verrichtte onderzoek in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dat BFT in beroep nog aanvullende stukken aan de rechtbank heeft overgelegd, maakt ook niet dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. BFT heeft uiteindelijk het complete dossier overgelegd en appellant heeft dit bij zijn beroepsgronden kunnen betrekken. Gelet op het voorgaande was BFT in beginsel bevoegd om een bestuurlijke boete op te leggen vanwege overtreding van de artikelen 3 en 33 van de Wwft.