Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 januari 2016 op het hoger beroep van:
Bureau Financieel Toezicht, appellant,
(gemachtigden: mr. M.F. Beumer en drs. M.J.V. Freijssen RA),
2 december 2013 door appellant ingediend tegen
[Accountant] AA, betrokkene
Procesverloop in hoger beroep
21 juli 2014, met nummer 13/2762 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2014:60).
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Wwft – niet heeft onderkend en heeft nagelaten een aanvullend cliëntenonderzoek te verrichten. Dit klachtonderdeel is echter in zoverre ongegrond dat noch de Wwft noch het BFT duidelijk maakt wat dat aanvullende onderzoek had moeten inhouden (terwijl betrokkene al over een kopie van de identiteitskaarten van de bestuurder en haar echtgenoot beschikte). Wat betreft [Onderneming 4] treft betrokkene naar het oordeel van de accountantskamer het verwijt dat hij heeft nagelaten de uiteindelijk belanghebbenden te identificeren of te verifiëren. Het tweede klachtonderdeel (3.2) heeft de accountantskamer gegrond verklaard voor zover betrokkene bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIE-NL) geen melding heeft gedaan van ongebruikelijke transacties als het gaat om het door [Onderneming 1] te weinig afdragen van omzetbelasting over 2008 ten bedrage van circa € 600.000 en de (contante) transacties van [Onderneming 1] met [Onderneming 5] te Oezbekistan. Voor het overige heeft de accountantskamer de klacht ongegrond verklaard. De accountantskamer heeft betrokkene de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
1 april 2008 als statutair bestuurder van [Onderneming 1] staat geregistreerd. Het College acht aannemelijk dat de heer [naam 2] en mevrouw [naam 2] - [naam 1] ook vóór 1 april 2008 de onderneming gezamenlijk exploiteerden en dat mevrouw [naam 2] - [naam 1] daadwerkelijk de nodige zeggenschap had. In ieder geval valt uit het door appellant naar voren gebrachte noch uit het dossier op te maken dat mevrouw [naam 2] - [naam 1] de facto niet meer dan een stroman was in die zin dat zij weliswaar formeel als statutair bestuurder van [Onderneming 1] stond geregistreerd, maar de onderneming feitelijk geheel en zelfstandig door de heer [naam 2] werd gedreven.
FIE-NL melding te maken van het ongebruikelijke karakter van de contante aankoop van een auto in het dossier [Onderneming 3] . Ten slotte slaagt het hoger beroep van appellant eveneens voor zover dit is gericht tegen de zwaarte van de aan betrokkene opgelegde maatregel.
Beslissing
mr. A.J. Schaap, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.