In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, die runderen houdt, en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant kreeg op 26 januari 2016 een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Wet dieren, omdat zijn runderen te lange klauwen hadden. Na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 10 december 2015, waarbij werd vastgesteld dat de klauwen van de runderen niet op de juiste wijze waren verzorgd, werd de appellant verzocht om binnen 14 dagen de klauwen te laten bekappen. De appellant heeft echter niet voldaan aan deze last, wat leidde tot een kostenbesluit van € 1.457,01 voor de uitvoering van de bestuursdwang. Het bestreden besluit van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard, werd door het College bevestigd. De appellant betwistte de overtreding en stelde dat hij had voldaan aan de last door advies in te winnen bij zijn dierenarts. Het College oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de opgelegde last en dat de staatssecretaris bevoegd was tot het toepassen van bestuursdwang. Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het kostenbesluit werd gegrond verklaard, omdat de appellant niet op de hoogte was gesteld van de uitkomst van het onderzoek naar zijn situatie. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.