2.2Bij het primaire besluit heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom en twee maatregelen opgelegd. Dit besluit is, voor zover hier van belang, als volgt gemotiveerd:
- Verzoekster voldoet niet aan de verplichting dat vleeskuikens permanent toegang moeten hebben tot droog en los strooisel op de vloer. Wegens overtreding van deze verplichting die is neergelegd in artikel 2.51 van het Besluit houders van dieren in verbinding met punt 3 van bijlage I van richtlijn 2007/43/EG, wordt haar een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat verzoekster ervoor moet zorgen dat zij vanaf de dag na de datum dagtekening van dit besluit aan deze verplichting voldoet. Indien zij niet aan deze voorwaarde voldoet, verbeurt verzoekster een dwangsom van € 5.000,- per constatering per koppel vleeskuikens met een maximum van € 30.000,-. Het doel van deze last is om herhaling van deze overtreding te voorkomen. De last heeft een looptijd van één jaar, gerekend vanaf de dag na de datum dagtekening van deze brief. Deze overtreding is al meerdere keren bij verzoekster geconstateerd. Op 12 mei 2013 is hiervoor reeds een keer een last onder dwangsom opgelegd. Op 30 april 2014 heeft verzoekster een dwangsom van € 2.500,- moeten betalen, omdat zij niet aan die last had voldaan.
- Verzoekster voldoet niet aan de verplichting dat het morsen van drinkwater tot een minimum moet worden beperkt. Wegens overtreding van deze verplichting die is neergelegd in artikel 2.51 van het Besluit houders van dieren in verbinding met punt 1 van bijlage I van richtlijn 2007/43/EG, wordt haar een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat verzoekster er binnen zes weken na de datum dagtekening van dit besluit voor moet zorgen dat zij aan deze verplichting voldoet. Indien zij niet aan deze voorwaarde voldoet, verbeurt verzoekster per koppel vleeskuikens per overtreding een dwangsom van € 2.500,- met een maximum van € 10.000,-. Het doel van deze last onder dwangsom is om herhaling van deze overtreding te voorkomen. Voor het ongedaan maken van de overtreding geeft verweerder verzoekster een hersteltermijn van 6 weken, gerekend vanaf de datum dagtekening van het primaire besluit. De last heeft een looptijd van één jaar, gerekend vanaf de dag dat de hersteltermijn is verstreken.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Met betrekking tot beide in het primaire besluit genoemde overtredingen heeft verweerder vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de regelgeving en dat de last onder dwangsom voor beide overtredingen dan ook terecht is opgelegd.
4. Het Besluit houders van dieren luidt voor, zover relevant, als volgt:
“Artikel 2.51. Houden, huisvesten en verzorgen
Vleeskuikens worden gehouden, gehuisvest en verzorgd overeenkomstig de punten 1 tot en met 10 van bijlage I van richtlijn 2007/43/EG.”
De Richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens 2007/43/EG (de Richtlijn) luidt voor, zover relevant, als volgt:
VOORSCHRIFTEN VOOR PLUIMVEEBEDRIJVEN
Naast de toepasselijke bepalingen van andere relevante communautaire wetgeving moet aan de volgende voorschriften worden voldaan:
1. Drinkvoorzieningen moeten zo zijn geplaatst en worden onderhouden dat morsen tot een minimum wordt beperkt.
3. Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel op de vloer.
5. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter het bestreden besluit te schorsen. Zij stelt bij de gevraagde voorlopige voorziening een spoedeisend belang te hebben aangezien aan de eerste maatregel geen begunstigingstermijn is verbonden en aan de tweede maatregel een begunstigingstermijn van zes weken, en voor verzoekster derhalve hangende het beroep het risico bestaat van verbeurte van dwangsommen.
Verzoekster betoogt dat verweerder het bestreden besluit in redelijkheid niet had mogen baseren op het toezichtsrapport dat daaraan ten grondslag ligt. Op generlei wijze komt in dit rapport naar voren dat het bedrijf van verzoekster een oppervlakte heeft van bijna 10.000 m2, verdeeld over zes stallen met een capaciteit van 230.000 vleeskuikens. In het rapport van bevindingen wordt gememoreerd dat “in alle stallen (1 tot en met 6) nog plekken dichtgeslagen strooisel en deels natte plekken werden gezien”, maar op geen enkele wijze wordt volgens verzoekster duidelijk hoe groot deze plekken waren, ook in relatie tot de omvang van de desbetreffende stal, namelijk bijna 10.000 m2.
Daar waar de relevante regelgeving slechts rept over het feit dat alle vleeskuikens permanent toegang moeten hebben tot droog en los strooisel op de vloer, kan volgens verzoekster met deze enkele constatering niet worden aangetoond dat zij niet aan deze regelgeving zou hebben voldaan. De enkele – kleine – plekken in de zes stallen immers, die rul waren, hebben volgens haar nooit verhinderd dat alle vleeskuikens ter plaatse wel degelijk toegang hadden tot droog en los strooisel.
In een bedrijf met een omvang als dat van verzoekster is het onvermijdelijk dat ergens in dat bedrijf een dichtgeslagen plekje met rul strooisel wordt aangetroffen, maar er is pas sprake van een overtreding, wanneer per stal, de vleeskuikens geen toegang zouden hebben tot droog en los strooisel. Dit laatste is volgens verzoekster nergens door de toezichthouders van verweerder geconstateerd en aldus kan er geen sprake van zijn dat verzoekster de toepasselijke regelgeving heeft overtreden.
Dit geldt volgens verzoekster ook voor de opgelegde last wegens het morsen van drinkwater. In een bedrijf met een omvang van dat van verzoekster zal ook wel een plek ontstaan onder de drinklijnen, waar de kuikens dusdanig spetteren met water, dat zulks een indruk geeft van vermorsing van drinkwater. Het gedrag van kuikens is hier niet beïnvloedbaar en het lijkt dus onvermijdelijk dat af en toe op sommige plekken drinkwater door de kuikens wordt vermorst. De mate van vermorsing op een bedrijf met een omvang als dat van verzoekster is dusdanig gering, dat niet kan worden gesproken van een overtreding.
Voor beide overtredingen geldt dat het verzoekster onbegrijpelijk voorkomt, dat een last onder dwangsom wordt verhoogd, wanneer de toezichthouders expliciet aangeven dat ten opzichte van een eerdere last onder dwangsom de situatie is verbeterd. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter subsidiair, indien de last terecht is opgelegd, om de dwangsommen te mitigeren tot € 0,-, althans enig ander bedrag dat de voorzieningenrechter gerade voorkomt, nu de hoogte van de thans opgelegde dwangsommen volstrekt onevenredig lijkt aan de ernst van de geconstateerde overtredingen en bovendien onevenredig hoog is in relatie tot de verdiencapaciteit van verzoekster.