Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
[naam 2] RA(betrokkene)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de accountantskamer. Appellante, een plantenkwekerij, had een klacht ingediend tegen betrokkene, een accountant, wegens vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht betrof onder andere het nalaten van het geven van correct advies en het niet delen van een prognose die door een kantoorgenoot was opgesteld. De accountantskamer had de meeste klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van de klacht, zoals vastgelegd in artikel 22 van de Wet op de tuchtrechtspraak accountants (Wtra). Appellante stelde dat zij pas later op de hoogte was geraakt van de tekortkomingen van betrokkene, maar het College oordeelde dat appellante al eerder op de hoogte had kunnen zijn van de relevante feiten. Het College bevestigde de beslissing van de accountantskamer en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor accountants om zorgvuldig om te gaan met vertrouwelijke informatie en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit hun adviesrol.