3.2Verweerders stellen zich op het standpunt dat de feitelijke toedracht zoals door appellant aangegeven, namelijk dat hij deze rit telefonisch heeft gekregen van een collega, niet aannemelijk is geworden. De stelling van appellant dat hij zich op Schiphol bevond toen de collega-chauffeur hem belde en naar Amstelplein vertrok, is niet onderbouwd.
Nog afgezien van het feit dat de minimale duur van een rit van Schiphol naar het Amstelplein 22 minuten bedraagt, strookt deze lezing van de feiten niet met de verklaring van de collega-chauffeur die heeft verklaard appellant niet te hebben gebeld en die van de klant die heeft verklaard niet telefonisch een taxi te hebben besteld.
Volgens verweerders is het aanbieden van taxivervoer zonder een geldige vergunning dermate ernstig dat het intrekken van de taxivergunning is gerechtvaardigd. Verweerders volgen tenslotte appellant niet in zijn betoog dat hij zonder de taxivergunning onvoldoende kan verdienen en de door hem geschetste financiële gevolgen. Verweerders wijzen erop dat het appellant vrij staat om in Amsterdam op de bel- en/of contractenmarkt te werken, dan wel in een andere gemeente als taxichauffeur werkzaam te zijn.
4. De Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) luidt voor zover hier van belang:
1. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels worden gesteld die in het belang zijn van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer.
(…)”
De Taxiverordening Amsterdam 2012 (Taxiverordening) luidt voor zover hier van belang:
“Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Aanbieden van taxivervoer: het zich met de auto waarmee taxivervoer wordt verricht, op de door de gemeenteraad aangewezen delen van de openbare weg bevinden met het kennelijke doel van vervoerder of bestuurder consumenten te werven ten behoeve van taxivervoer, daaronder mede begrepen de situatie dat naar oordeel van het college niet aannemelijk kan worden gemaakt dat sprake is van taxivervoer op de bel- of contractmarkt (ook wel genoemd de opstapmarkt);
(…)
Artikel 2.3 Taxxxivergunning en TTO-vergunning
1. Het is een chauffeur verboden om zonder geldige vergunning van het college [van burgemeester en wethouders; toevoeging College] (Taxxxivergunning) op de in bijlage I bij deze verordening aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te bieden.
(…)
Artikel 2.14 Verplichtingen voor een chauffeur met een Taxxxivergunning
1. De chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning:
(…)
2. Het college bepaalt in nadere regels welke gedragingen en verplichtingen in ieder geval onder de in het eerste lid gestelde eisen vallen.
(…)
Artikel 3.3 Bestuursrechtelijke maatregelen en sancties aan chauffeurs
1. Het college kan overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.12 en 2.14 sanctioneren met:
(…)
b. intrekking van de Taxxxivergunning.
(…)”
Het Besluit Nadere regels eisen chauffeurs (Besluit Nadere regels) luidt voor zover hier van belang:
4. De minimale eisen aan de chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel d, bepalen in ieder geval dat de chauffeur:
(…)
e. beschikt over de benodigde geldige ontheffingen, vergunningen en
vergunningbewijzen om taxivervoer aan te mogen bieden;
(…)”
De Nota Handhavingsbeleid Taxiverordening (Nota Handhavingsbeleid) vermeldt onder 7.2.1 dat bij een (eerste) overtreding van artikel 1, vierde lid, aanhef en onder e, van het Besluit Nadere regels intrekking van de vergunning volgt.
5. Het College overweegt als volgt.
5.1.1Artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Taxiverordening geeft verweerders de bevoegdheid om overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.14 te sanctioneren met intrekking van de taxivergunning. Met het Besluit Nadere regels hebben verweerders gebruik gemaakt van de hun in artikel 2.14, tweede lid, van de Taxiverordening toegekende regelgevende bevoegdheid. Het tweede lid bepaalt dat verweerders in nadere regels aangeven welke gedragingen en verplichtingen in ieder geval onder de in het eerste lid gestelde eisen vallen.
Artikel 1, vierde lid, aanhef en onder e, van het Besluit Nadere regels stelt de eis dat een chauffeur beschikt over de benodigde geldige ontheffingen, vergunningen en
vergunningbewijzen om taxivervoer aan te mogen bieden.
5.1.2Niet in geschil is dat de taxivergunning van appellant op 21 oktober 2015 was geschorst en dat appellant derhalve op die datum niet over een geldige vergunning beschikte om taxivervoer te mogen aanbieden. De vraag die voorligt, is of appellant op 21 oktober 2015 taxivervoer heeft aangeboden in de zin van artikel 1.1 van de Taxiverordening (de opstapmarkt), dan wel niet-vergunningplichtig vervoer op de bel- of contractmarkt.