5.2Verweerders voeren aan dat TCS verweerders heeft geïnformeerd over het feit dat verzoeker in kennis is gesteld over het opleggen van de maatregel. Uit de door TCS verstrekte gegevens blijkt dat verzoeker op 29 december 2014 al op de hoogte was van het feit dat hij een maatregel heeft gekregen voor zijn gedragingen op CS. Op 30 december 2014 heeft verzoeker aangegeven dat hij het formulier niet heeft ontvangen en op dezelfde dag heeft TCS deze opnieuw naar verzoeker verzonden.
Verweerders betogen dat de toezichthouder de cautie heeft gegeven aan verzoeker. De ‘doorslag’ van het rapport van bevindingen voor de overtreder zit niet meer bij de stukken, waaruit door verweerders afgeleid wordt dat deze aan verzoeker is uitgereikt.
Ten aanzien van de keycard wordt door verweerders opgemerkt dat uit onderzoek is gebleken dat deze abusievelijk niet is geblokkeerd, hetgeen echter niet betekent dat verzoeker er om die reden op mocht vertrouwen dat hij wel taxivervoer aan mocht bieden op de standplaats Amsterdam CS. Verzoeker kan volgens verweerders voorts een nieuwe taxivergunning aanvragen na afloop van de terugkijktermijn van twee jaar die verweerders hanteren.
Verweerders zijn van mening dat niet staande kan worden gehouden dat de intrekking in strijd komt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verzoeker is uitvoerig in de gelegenheid gesteld zijn zienswijzen over het voornemen tot intrekking kenbaar te maken. Verweerders hebben ook uitvoerig aangegeven waarom zij vinden dat handhavend optreden in deze zaak gerechtvaardigd is en tot slot zijn verweerders ook van mening dat, ter bescherming van het door verweerders behartigde belang dat het taxivervoer in Amsterdam van goede kwaliteit is, verweerders in staat moet zijn chauffeurs van de markt te weren die naar de mening van verweerders deze kwaliteit in gevaar kunnen brengen.
6. De Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) luidt voor zover hier van belang:
1. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels worden gesteld die in het belang zijn van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer.
2. De in het eerste lid bedoelde regels strekken tot aanvulling van de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen en hebben geen betrekking op andere onderwerpen dan die van de artikelen 82a en 82b.
1. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen regels worden gesteld over:
a. de herkenbaarheid van een auto waarmee taxivervoer op de gemeentelijke openbare weg wordt aangeboden;
b. de eisen en verplichtingen te stellen aan bestuurders van een in onderdeel a bedoelde auto;
(…)
1. Onverminderd artikel 82a kan bij of krachtens gemeentelijke verordening worden bepaald dat het gebruik van de bij die verordening te bepalen gemeentelijke openbare weg of delen daarvan, voor wat betreft het aldaar aanbieden van taxivervoer, uitsluitend is voorbehouden aan vervoerders en bestuurders van auto’s die taxivervoer verrichten die overeenkomstig de bij en krachtens dit artikel gestelde regels deel uitmaken van een organisatorisch verband.
2. Het in het eerste lid bedoelde organisatorische verband heeft een verbetering van de kwaliteit van taxivervoer ten doel.
3. Bij of krachtens een in het eerste lid bedoelde gemeentelijke verordening worden regels gesteld over de eisen aan en verplichtingen van het organisatorisch verband en de eisen aan en de verplichtingen van de vervoerders en de bestuurders van de in het eerste lid bedoelde auto’s die daar deel van uitmaken alsmede de regels die nodig zijn voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
(…)”
De Taxiverordening Amsterdam 2012 (Taxiverordening) luidt voor zover hier van belang:
“Artikel 2.3 Taxxxivergunning en TTO-vergunning
1. Het is een chauffeur verboden om zonder geldige vergunning van het college [van burgemeester en wethouders; toevoeging College] (Taxxxivergunning) op de in bijlage I bij deze verordening aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te bieden.
2. Een TTO heeft een reglement waarin in ieder geval ter bevordering van de
kwaliteit van taxivervoer zijn opgenomen:
(…)
b. een normen- en waardenprotocol, een klachtenprotocol, een internecontroleprotocol en een maatregelenprotocol waaraan het college met inachtneming van het bepaalde in de het 3e, 4e, 5e en 6e lid minimale eisen kan stellen;
(…)
3. Het normen- en waardenprotocol heeft tot doel het gewenste gedrag en de verplichtingen van de aangeslotenen te regelen. In verband hiermee worden in ieder geval bepalingen opgenomen die waarborgen dat de aangesloten chauffeur:
a. door gedrag en handelen laat zien dat deze professioneel is en dat deze oog heeft voor de herkenbaarheid ten behoeve van de klant;
b. zich op of in de omgeving van de standplaats houdt aan de met betrekking tot de standplaats en de omgeving van de standplaats opgestelde regels;
(…)
6. Het maatregelenprotocol beschrijft gewenste gedragingen van aangeslotenen met de door de TTO op te leggen maatregelen in het geval deze norm wordt geschonden. (…)
Artikel 2.14 Verplichtingen voor een chauffeur met een Taxxxivergunning
1. De chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning:
(…)
d. neemt de veiligheid van de consument in acht.
2. Het college bepaalt in nadere regels welke gedragingen en verplichtingen in ieder geval onder de in het eerste lid gestelde eisen vallen.
3. Het college kan in aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, nadere eisen stellen aan gedragingen of verplichtingen van een chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning.
Artikel 3.3 Bestuursrechtelijke maatregelen en sancties aan chauffeurs
1. Het college kan overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.12 en 2.14 sanctioneren met:
a. schorsing van de Taxxxivergunning;
b. intrekking van de Taxxxivergunning.
(…)
3. Bij toepassing van de in het eerste lid genoemde sancties kan het college onder meer rekening houden met:
a. het soort en totaal aantal overtredingen door de chauffeur;
b. de mate van herhaling van het aantal overtredingen binnen een periode van één jaar.”
Het Besluit Nadere regels eisen chauffeurs (Besluit Nadere regels) luidt voor zover hier van belang:
2. De minimale eisen aan de chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel d, bepalen in ieder geval dat de chauffeur:
a. het verkeer op of in de omgeving van de standplaats niet stremt en/of zich op of in de omgeving van de standplaats niet hinderlijk ophoudt;
(…)
4. De minimale eisen aan de chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning, als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel d, bepalen in ieder geval dat de chauffeur:
(…)
e. beschikt over de benodigde geldige ontheffingen, vergunning en vergunningbewijzen om taxivervoer aan te mogen bieden.”
De Nota Handhavingsbeleid Taxiverordening vermeldt onder 7.2.2 onder andere:
“ De TTO, is met uitzondering van de gedragingen waarvan het college heeft aangegeven daar toezicht op uit te oefenen, primair verantwoordelijk voor het toezien op de gedragingen van hun aangeslotenen en het opleggen van maatregelen. Van een aantal gedragingen zijn minimaal op te leggen maatregelen voorgeschreven in het maatregelenprotocol. De TTO zal deze maatregelen dienovereenkomstig moeten opleggen. De gedragingen waarvan minimaal op te leggen maatregelen zijn voorschreven zijn:
(…)
- Op of in de omgeving van de standplaats stremt de chauffeur het verkeer niet en/of op of in de omgeving van de standplaats houdt de chauffeur zich niet hinderlijk op.
(…)”