In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 november 2016, zaaknummer 13/889, wordt de tariefverplichting voor KPN B.V. door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) beoordeeld. De ACM had KPN een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de tarieven voor transitdiensten naar niet-geografische nummers, die volgens ACM niet in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. KPN had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en het College heeft de zaak in behandeling genomen.
De procedure omvatte een verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat op 17 september 2015 prejudiciële vragen had beantwoord over de uitleg van de Universeledienstrichtlijn. Het Hof oordeelde dat een nationale autoriteit een tariefverplichting kan opleggen om belemmeringen voor oproepen naar niet-geografische nummers te verhelpen, zonder dat een marktanalyse is uitgevoerd. Het College heeft vervolgens de noodzakelijkheid en evenredigheid van de opgelegde tariefverplichting beoordeeld.
Het College concludeert dat de tariefverplichting niet voldoet aan de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid, en vernietigt het bestreden besluit van de ACM. KPN wordt in het gelijk gesteld en de ACM wordt veroordeeld in de proceskosten van KPN, die zijn vastgesteld op € 2.728,-. Het College benadrukt dat de tariefverplichting niet alleen de contractsvrijheid van KPN belemmert, maar ook niet bijdraagt aan een significante verbetering van de toegang tot niet-geografische nummers voor eindgebruikers.