1.2.Verweerder heeft de subsidieaanvraag van appellante afgewezen omdat, samengevat, het subsidiebudget voor 2014 onvoldoende is om alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen goed te keuren. De aanvraag van appellante is door de op grond van de Regeling ingestelde commissie te laag gerangschikt om voor subsidie in aanmerking te komen. De investeringen leiden wel tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem, maar zijn minder duurzaam dan andere aanvragen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangevoerd dat niet voor alle investeringen die in de ogen van de aanvrager duurzaam zijn, door de commissie punten zijn toegekend omdat is gekeken naar de mate waarin de investering een significante verbetering oplevert ten opzichte van de situatie in een normstal. Verweerder is van mening dat de in de aanvraag van appellante voorziene oppervlakte per gespeende big in het opfokkraamhok te gering is, omdat in de komende jaren een groei van het aantal gespeende biggen per zeug is te verwachten, waardoor het aantal opfokbiggen van 12,2 per zeug in 2013 tot 13,5 per zeug in 2020 zal stijgen. De zonnepanelen zijn niet in de aanvraag opgenomen, zodat hiervoor geen punten kunnen worden toegekend.
3. Appellante meent allereerst dat aan haar aanvraag ten onrechte geen punten zijn toegekend op het onderdeel dierenwelzijn voor extra ruimte voor opfokbiggen. Zij stelt dat haar vennootschap nog een bedrijfslocatie heeft met een overaanbod aan gespeende biggenplaatsen. Zij is voornemens om deel te nemen aan het “Beter Leven”-certificaat, dat verplicht om per big 0,4 m2 oppervlak te hanteren. Dit betekent dat ook als de biggenproductie zou stijgen – zoals verweerder stelt – de biggen verplaatst zullen moeten worden naar de andere bedrijfslocatie, zodat appellante kan blijven voldoen aan de door “Beter Leven” en de fiscale MIA/VAMIL-regeling gestelde oppervlakte-eis. Daarnaast merkt appellante op dat verweerder fokkerijen ertoe wil bewegen om hun zeugen minder biggen te laten werpen met als doel het uitvalspercentage van biggen in de kraamstal te verlagen. Dit betekent dat verweerder bij de berekening van de oppervlakte per big in 2020 ten onrechte is uitgegaan van 13,5 gespeende biggen per zeug. Zij meent verder dat aan haar aanvraag op de onderdelen diergezondheid, milieu, arbeidsomstandigheden, economische haalbaarheid en perspectief punten hadden moeten worden toegekend vanwege het kraamopfokhok. Dit hok is beter voor de diergezondheid omdat dieren niet worden verplaatst en dat scheelt arbeid en geeft minder verkeersbewegingen wat goed is voor het milieu. Ook leveren de biggen vanwege het “Beter Leven”-certificaat meer op waardoor het economisch perspectief verbetert. Appellante meent ten slotte dat verweerder de zonnepanelen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.
4. Het College overweegt als volgt.