Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2016 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] en [naam 2] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
31 december 2014. In artikel 4, aanhef en onder B, sub V, van de akte staat dat de beherende vennoot 1 het gebruik en genot van de hem in eigendom toebehorende referentiehoeveelheid melk als bedoeld in de Regeling Superheffing en Melkpremie 2008 van 190.319 kilogram, melkprijsjaar 2009/2010, met een vetpercentage van 4,50% heeft ingebracht. In artikel 4, aanhef en onder D, sub IX, van de akte staat dat appellante het gebruik en genot van de haar in eigendom toebehorende referentiehoeveelheid melk als bedoeld in de Regeling Superheffing en Melkpremie 2008 van 561.205 kilogram, melkprijsjaar 2009/2010, met een vetpercentage van 4,36% heeft ingebracht. Volgens artikel 13, aanhef en sub b, van de akte eindigt de vennootschap door tussentijdse opzegging of door het verstrijken van de termijn ingevolge het in artikel 2 bepaalde. In artikel 15, eerste lid, onder II, sub c, van de akte staat dat, indien de vennootschap eindigt door hetgeen bepaald is in artikel 13, sub b, de vennoten het recht hebben de door hen aan de vennootschap ter beschikking gestelde goederen en rechten alsmede de referentiehoeveelheden melk weer op hun eigen naam te doen registreren voor de waarde nihil. Het oorspronkelijke bij de referentiehoeveelheden melk behorende vetgehalte bedraagt 4,50% (beherende vennoten sub 1 en sub 2) respectievelijk 4,36% (commanditaire vennoot sub 3). Een verschil in vetgehalte zal tussen de vennoten worden verrekend aan de hand van het verschil in kilogrammen vet.
[naam 1] heeft het formulier zowel voor de vreemder als voor de verkrijger getekend. Op het formulier staat voorts handgeschreven ‘gebeld dd 7-1-15 heer [naam 6] zegt dat hij het formulier niet heeft ondertekend’.
Beslissing
mr. H.B. van Gijn, in aanwezigheid van mr. C.M. Leliveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016.