ECLI:NL:CBB:2016:145
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Stam
- E.R. Eggeraat
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door ACM inzake Tariefbesluit Warmtewet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen het Tariefbesluit. Het Tariefbesluit, vastgesteld op 22 december 2014, bepaalt de maximumprijs die leveranciers in 2015 mogen rekenen voor de levering van warmte. De ACM verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat deze geen belanghebbende zou zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant, die zich benadeeld voelde, heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 maart 2016 heeft de appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat zijn woning een andere isolerende waarde heeft dan andere woningen, wat een lager vastrecht zou rechtvaardigen. De ACM daarentegen stelde dat het belang van de appellant niet voldoende onderscheidend was van dat van andere afnemers van warmte, en dat hij daarom geen recht had op rechtsbescherming.
Het College heeft overwogen dat de definitie van belanghebbende in de Awb vereist dat het belang van de appellant rechtstreeks bij het besluit betrokken is en voldoende onderscheidend is van de belangen van anderen. Het College concludeerde dat het Tariefbesluit geldt voor alle afnemers van warmte en dat het belang van de appellant niet voldoende uniek was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak benadrukt dat, hoewel de appellant geen rechtsbescherming via de bestuursrechter heeft, hij wel een vordering uit onrechtmatige daad kan indienen bij de burgerlijke rechter.