In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een aanwijzingsbeschikking van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) die was opgelegd aan appellante, een financiële onderneming. De zaak betreft de vraag of appellante verantwoordelijk kan worden gehouden voor misleidende informatie over een financieel product dat op een vergelijkingswebsite was gepresenteerd. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante stelde dat zij geen opdracht had gegeven voor de opname van haar product op de website en dat de informatie niet door haar was verstrekt.
Het College oordeelde dat AFM niet aannemelijk had gemaakt dat de informatie op de vergelijkingswebsite door appellante of in haar opdracht was verstrekt. Het College benadrukte dat de wetgever in artikel 4:19 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) een onderscheid maakt tussen informatie die door een onderneming zelf wordt verstrekt en informatie die door derden wordt verstrekt. Het College concludeerde dat de gedragingen van de vergelijkingswebsite niet aan appellante konden worden toegerekend, waardoor de aanwijzingsbeschikking niet rechtsgeldig was.
Het hoger beroep van appellante werd gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak werd vernietigd en de aanwijzingsbeschikking werd herroepen. AFM werd veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 2480,- werden vastgesteld, en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 april 2016.