ECLI:NL:HR:2001:AB3141
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid en zorgplicht van mijnondernemingen bij milieuverontreiniging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een mijnonderneming, was veroordeeld voor het lozen van olie in zee, wat in strijd was met de Mijnwet continentaal plat. De zaak kwam voort uit een incident op 11 april 1995, waarbij de verdachte verantwoordelijk werd gehouden voor de handelingen van haar contractor, Neddrill, die de boorwerkzaamheden uitvoerde. De verdediging voerde aan dat de zorgplicht was overgedragen aan Neddrill, maar het Hof oordeelde dat de verdachte nog steeds verantwoordelijk was voor de naleving van milieuregels, ongeacht de betrokkenheid van derden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de verdachte voldoende toezicht had gehouden op de werkzaamheden van Neddrill en dat zij niet kon ontsnappen aan haar verantwoordelijkheden onder de Mijnwet. De Hoge Raad verwierp het beroep en handhaafde de veroordeling tot een geldboete van tienduizend gulden, waarmee de Hoge Raad de noodzaak van zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid van mijnondernemingen in milieuzaken benadrukte.