uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummers: 13/621, 13/592 en 13/624
13950
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2015 in de zaken tussen
A. de vereniging Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkundete Utrecht (NMT), en anderen
(gemachtigde: mr. M.E. Gelpke),
(zaaknummer 13/621)
B. de Vereniging van Orthodontistente Den Haag, en anderen
(gemachtigde: mr. P.C.M. Heinen),
(zaaknummer 13/592)
[naam]te Utrecht, en anderen
(gemachtigde: mr. A.J.H.W.M. Versteeg),
(zaaknummer 13/624)
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster
(gemachtigden: mr. G.R.J. de Groot, mr. H.M. den Herder en mr. M.A.M. Verduijn).
Met de tariefbeschikking 5500-1900-07-1 van 21 mei 2007 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 juli 2007 vastgesteld.
Bij uitspraak van 18 december 2008 (ECLI:NL:CBB:2008:BG7876) heeft het College het beroep gegrond verklaard dat appellanten onder A hadden ingesteld tegen de beslissing van verweerster op de bezwaren van appellanten tegen bovengenoemde tariefbeschikking. Met de tariefbeschikking 5500-1900-08-1 van 10 december 2007 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2008 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking 5500-1900-08-2 van 21 februari 2008 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 april 2008 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking 5500-1900-09-1 van 15 december 2008 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2009 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking 5500-1900-09-2 van 26 mei 2009 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 juli 2009 vastgesteld.
Verweerster heeft bij twee afzonderlijke besluiten, beide van 29 mei 2009, opnieuw beslist op de bezwaren van appellanten onder A tegen de tariefbeschikking 5500-1900-07-1 van 21 mei 2007. Tevens heeft verweerster de door orthodontisten maximaal in rekening te brengen orthodontietarieven per 1 juli 2009 vastgesteld, daarmee tevens beslissend op de bezwaren van appellanten onder A tegen de tarieven, zoals die met ingang van 1 januari 2008, 1 april 2008 en 1 januari 2009 door verweerster waren vastgesteld.
Appellanten onder A hebben tegen deze twee besluiten beroep ingesteld bij het College. Bij uitspraak van 18 december 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BY6920) heeft het College het beroep gegrond verklaard omdat verweerster zich bij die besluiten niet heeft uitgelaten over de juistheid van de tarieven per 1 juli 2007, 1 januari 2008, 1 april 2008 en 1 januari 2009. Met de tariefbeschikking 5500-1900-10-1 van 14 december 2009 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2010 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking 5500-1900-11-1 van 26 juli 2010 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2011 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU‑7012‑02 van 24 mei 2011 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 juli 2011 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU‑7006‑02 van 24 mei 2011 heeft verweerster de tarieven voor tandheelkundige zorg met ingang van 1 juli 2011 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU-7042-01 van 21 november 2012 heeft verweerster de tarieven voor tandheelkundige zorg met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU‑7043‑01 van 21 november 2012 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU‑7057‑01 van 11 december 2012 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld.
Met de tariefbeschikking TB/CU‑7057‑02 van 4 april 2013 heeft verweerster de orthodontietarieven met ingang van 1 mei 2013 vastgesteld.
Verweerster heeft bij besluit van 9 juli 2013 (het eerste bestreden besluit) opnieuw beslist op de bezwaren van appellanten onder A tegen de tariefbeschikkingen vanaf 1 juli 2007 tot en met 1 juli 2009. Tevens heeft verweerster de door orthodontisten maximaal in rekening te brengen tarieven per 1 januari 2010, per 1 juli 2011, 1 januari 2013 en 1 mei 2013 vastgesteld, daarmee tevens beslissend op de bezwaren tegen de orthodontietarieven per 1 januari 2010, per 1 juli 2011, per 1 januari en 1 mei 2013. Daarnaast heeft verweerster beslist op de bezwaren tegen de tarieven voor tandheelkundige zorg per 1 juli 2011 en per 1 januari 2013.
Verweerster heeft bij besluit van 10 juli 2013 (het tweede bestreden besluit) beslist op de bezwaren van appellanten onder B tegen de tarieven voor orthodontie per 1 juli 2011, per 1 januari 2013 en per 1 mei 2013 en de tarieven voor tandheelkundige zorg per 1 juli 2011 en 1 januari 2013.
Verweerster heeft bij besluit van 10 juli 2013 (het derde bestreden besluit) beslist op de bezwaren van appellanten onder C tegen de tarieven voor orthodontie per 1 juli 2011, per 1 januari 2013 en per 1 mei 2013 en de tarieven tandheelkundige zorg per 1 januari 2013.
Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Ten aanzien van een aantal stukken die verweerster verplicht is over te leggen heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 19 februari 2014 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. Appellanten hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Verweerster heeft voorts op 9 september 2014 en 17 september 2014 een aantal nieuwe stukken overgelegd. Appellanten onder A hebben bij brief van 11 september 2014 een aantal nieuwe stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor appellanten onder A zijn daarnaast verschenen drs. R. Goudriaan en dr. J.P. Heida. Voor appellanten onder B zijn tevens verschenen dr. M.C. Raadsheer, prof. dr. R.D. Gill en E.R. Brugman. Voor verweerster is voorts verschenen mr. drs. M. van Eckeveld.