5.4Het College volgt het betoog van appellante niet. Vooropgesteld moet worden dat Martinair ten tijde van belang slechts voor 50% dochter was van KLM. Zoals ook blijkt uit de beschikking van de Europese Commissie van 17 december 2008, zaak COMP/M.5141, KLM/Martinair, opereerde Martinair daarbij geheel zelfstandig ten opzichte van KLM met betrekking tot zaken zoals de toe- en uittreding op individuele vliegroutes. Uit de verklaring van Martinair blijkt dat aan haar beslissing tot uittreding ten grondslag lag dat de route niet rendabel bleek te zijn, gecombineerd met een wijziging van haar algehele strategie. Het College is niet gebleken van Europese vereisten ten aanzien van de aard van de activiteiten van Martinair: de eerdergenoemde Commissiebeschikking bevat geen ‘remedies’, en daarnaast had Martinair haar activiteiten op de vliegroute reeds enkele maanden vóór het nemen van deze beschikking gestaakt. Gelet op het voorgaande mocht ACM oordelen dat de aanvankelijke toe- en latere uittreding van Martinair niet was ingegeven door de door appellante genoemde motieven en dat de wel aan deze beslissingen ten grondslag liggende motieven haar conclusie dat op de vliegroute geen excessieve tarieven worden gehanteerd, ondersteunden. Deze conclusie vindt ook bevestiging in de verklaring van ArkeFly, waarin zij aangeeft dat toetreding mogelijk is, doch onvoldoende winstgevend zou zijn.
6. Dat, zoals appellante stelt, uit de door haar berekende bezettingsgraden zou blijken dat geen sprake is van seizoenschommelingen wordt niet door het College gevolgd. Zoals terecht door de rechtbank is overwogen betreffen de door appellante berekende cijfers jaargemiddelden. Van belang is voorts dat er een onbalans bestaat wat betreft de vertrek- en aankomstpieken op de route. De vertrekpieken op Schiphol doen zich voor in juni-juli en oktober-december, terwijl de aankomstpieken in januari en augustus liggen. Doordat de aankomst- en vertrekpieken niet gelijktijdig optreden, hebben maatschappijen bij aankomstpieken moeite de heenvluchten te vullen en bij vertrekpieken de terugvluchten. Dit leidt tot lage(re) bezettingsgraden op deze vluchten en relatief hoge(re) tarieven. Zoals door ACM in het bestreden besluit uiteen is gezet zijn het – naast het beperkte aantal business class passagiers – juist deze schommelingen die een sterk drukkende invloed hebben op de yield en daarmee op de winstgevendheid. De stelling van ACM dat zich sterke schommelingen voordoen op de vliegroute vindt eveneens bevestiging in verschillende onder beperkte kennisneming vallende stukken, zoals de vertrouwelijke bijlagen bij het document, waardoor het betoog van appellante hieromtrent niet kan worden gevolgd.
7. De stelling van appellante dat ACM het belang van toerisme zou hebben miskend, kan evenmin worden gevolgd. In de randnummers 58 en volgende van het bestreden besluit heeft ACM uiteengezet welke factoren er toe bijdragen dat de groei van het toerisme beperkt is. Hierbij is ingegaan op het – naar ACM uit de aan haar verstrekte informatie heeft opgemaakt – gebrek aan investeringen door de Surinaamse overheid in hotels, ziekenhuizen en dergelijke, alsmede het beperkte aantal stranden en ontbreken van grote toeristische attracties. Het toerisme is vooral kleinschalig en gericht op de aanwezige natuur. De potentiële toetreder ArkeFly heeft aangegeven dat zij wel geïnteresseerd zou zijn om op Paramaribo te vliegen indien Suriname een goede vakantiebestemming zou zijn, maar dat er eerst veel hotelinvesteringen zouden moeten worden gedaan. Appellante stelt hier niet meer tegenover dan verklaringen van de heer [naam 5] van Does Travel & Cadushi Tours over de moeite die het volgens hem kost om afspraken te maken met de betrokken luchtvaartmaatschappijen over pakketreizen naar Suriname. Het College ziet niet in hoe deze verklaringen afbreuk kunnen doen aan de hierboven genoemde verklaringen voor de kleinschaligheid van het toerisme in Suriname.
Verticale marktverdeling in relatie tot de reisbranche