In deze zaak hebben appellanten afzonderlijk beroep ingesteld tegen besluiten van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (NBA) van 25 februari 2009. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft eerder uitspraken gedaan waarin de beroepen van de appellanten gegrond zijn verklaard, wat leidde tot hernieuwde besluiten van de NBA. In een eerdere uitspraak van 18 augustus 2014 heeft het College de beroepen ongegrond verklaard, maar het onderzoek heropend voor een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De appellanten hebben gesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn hen recht geeft op schadevergoeding van € 3.000 per appellant. NBA heeft betoogd dat de overschrijding voor een groot deel aan de rechter is toe te rekenen.
Het College heeft vastgesteld dat de totale procedure meer dan vijf jaar heeft geduurd, met een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en acht maanden. Het College heeft geoordeeld dat de appellanten gezamenlijk hebben geprocedeerd, wat een matigende invloed heeft gehad op hun leed. Daarom is de schadevergoeding vastgesteld op € 1.500 per appellant, te vergoeden door zowel de NBA als de Staat der Nederlanden. De uitspraak benadrukt dat de totale lengte van de procedure redelijk moet zijn en dat de schadevergoeding moet worden vastgesteld op basis van de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2015.