Uitspraak
[naam 1], te [plaats 1],
[naam 2], te [plaats 2],
[naam 3], te [plaats 3],
[naam 4], te [plaats 4],
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 18 augustus 2014, zijn vier appellanten in beroep gegaan tegen besluiten van het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (NBA) die hen de inschrijving in het accountantsregister hebben geweigerd. De weigering was gebaseerd op de vrees dat de appellanten zich niet zouden houden aan de wettelijke voorschriften die gelden voor registeraccountants, en dat zij zich niet wensen te onderwerpen aan de verordeningen van het NIVRA. De appellanten stelden dat deze weigering in strijd was met hun rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name artikel 11, dat het recht op vereniging waarborgt.
De procedure begon met de indiening van beroepschriften door de appellanten in 2011, na eerdere besluiten van de NBA. Het College heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de aanvragen van de appellanten opnieuw moesten worden beoordeeld. In deze uitspraak heeft het College bevestigd dat de NBA terecht de inschrijving heeft geweigerd, omdat de appellanten herhaaldelijk hebben aangegeven geen lid te willen worden van het NIVRA, wat volgens de wet noodzakelijk is voor inschrijving in het register.
Het College heeft ook de argumenten van de appellanten over de strijdigheid van de wet met het EVRM verworpen. Het College oordeelde dat de wetgever met de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) een legitieme basis heeft gecreëerd voor de inschrijvingseisen en dat de appellanten niet konden aantonen dat hun rechten op een significante manier werden geschonden. De appellanten hebben ook een verzoek om schadevergoeding ingediend vanwege de vermeende overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat het College aanleiding gaf om het onderzoek te heropenen voor een nadere uitspraak hierover.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor registeraccountants om zich te houden aan de wettelijke vereisten en de rol van het NIVRA in dit proces. Het College heeft de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard en de mogelijkheid van schadevergoeding verder onderzocht.