Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2014 in de zaken tussen
Vereniging FME-CWM(FME), te Zoetermeer, appellante in zaak 12/882
de Autoriteit Consument en Markt, verweerster
Liander N.V. (Liander), te Arnhem,
Procesverloop
Achtergrond van de geschillen
Overwegingen
De parlementaire geschiedenis biedt evenmin steun voor de opvatting van VEMW. Zo blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 27, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet, waarin het begrip ‘standaardaansluiting’ is opgenomen, dat een onderscheid wordt gemaakt tussen het recht op een standaardaansluiting tegen een gereguleerd standaardtarief van de netbeheerder en het recht op een openbaar aan te besteden aansluiting, ofwel maatwerkaansluiting. Bij het maken van dat onderscheid is onder ogen gezien dat het naast elkaar bestaan van een recht voor afnemers met een maatwerkaansluiting op een standaardaansluiting tegen een gereguleerd standaardtarief dat is gebaseerd op de gemiddelde kosten van aansluitingen in een bepaalde categorie en een openbaar aan te besteden aansluiting tegen een tarief dat is gebaseerd op de kosten van alleen die aansluiting, tot het ongewenste effect van cherry picking kan leiden. Dit effect ontstaat doordat het dan vanuit kostenoogpunt aantrekkelijk kan zijn om de aansluitingen met lagere kosten dan gemiddeld in het vrije domein te realiseren en de relatief duurdere aansluitingen tegen het gereguleerde standaardtarief. Het gevolg daarvan is dat de relatief dure aansluitingen mede worden gefinancierd uit de andere opbrengsten van de netbeheerder. Om dit effect tegen te gaan is deze keuzemogelijkheid geëlimineerd door een harde koppeling aan te brengen tussen het hebben van een recht op een standaardaansluiting en het niet hebben van een recht op een maatwerkaansluiting (Kamerstukken II, 2005-2006, 30 305, nr. 11 en nr. 15, p. 2-3).
Tot slot ziet het College gelet op de inhoud van hoofdstuk 2 TCE, in het midden latend de vraag of artikel 32 van de Derde Elektriciteitsrichtlijn in dit geval rechtstreekse werking heeft, geen aanleiding voor het oordeel dat dit hoofdstuk onvoldoende concrete methoden voor de vaststelling van de PAV voor maatwerkaansluitingen bevat om aan de eisen van artikel 32 van de Derde Elektriciteitsrichtlijn te voldoen. VEMW heeft dit argument ook niet nader onderbouwd. Deze grond faalt.