Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 29 oktober 2014 op het hoger beroep van:
staatssecretaris van Economische Zaken, (hierna te noemen: de staatssecretaris),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van V.O.F. Loonbedrijf tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin een boete was opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet (Msw). De appellanten, V.O.F. Loonbedrijf, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 22 november 2012, waarin de rechtbank de boete had gematigd tot € 60.000,-. De boete was oorspronkelijk vastgesteld op € 147.665,50 vanwege overtredingen in het jaar 2009, waarbij de gebruiksnormen voor meststoffen aanzienlijk waren overschreden. De Algemene Inspectiedienst (AID) had vastgesteld dat er grote hoeveelheden mest op de percelen van de appellanten waren aangebracht, wat leidde tot de boete.
De rechtbank had overwogen dat de appellanten verantwoordelijk waren voor de overtredingen, ondanks dat zij de bemesting hadden uitbesteed aan een derde partij, Mesthandel [naam 4] B.V. De rechtbank oordeelde dat de appellanten onvoldoende maatregelen hadden genomen om de naleving van de wet te waarborgen. In hoger beroep betoogden de appellanten dat zij niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de overtredingen, omdat zij de gronden niet zelf hadden bemest en er zonder hun medeweten meer mest was aangebracht dan afgesproken.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellanten wel degelijk verantwoordelijk waren voor de overtredingen. Het College stelde vast dat de appellanten de feitelijke beschikkingsmacht over de gronden hadden en dat zij onvoldoende toezicht hadden gehouden op de bemesting. De omstandigheden die de appellanten aanvoerden voor een verdere matiging van de boete werden niet overtuigend geacht, en het College concludeerde dat de boete terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellanten werd afgewezen.