In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 september 2014, werden de hoger beroepen behandeld van drie appellanten, [naam 1] B.V., [naam 2] en [naam 3], tegen de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De zaak betreft de vraag of ACM bevoegd is om naleving van contractsvoorwaarden door energieleveranciers af te dwingen. De appellanten hadden hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2013, waarin boetes waren opgelegd aan [naam 1] voor het niet tijdig versturen van eindnota's aan klanten die overstapten naar een andere energieleverancier. De rechtbank had de boetes voor [naam 1] verlaagd, maar de beroepen van [naam 2] en [naam 3] waren ongegrond verklaard.
Het College oordeelde dat ACM geen bevoegdheid heeft om boetes op te leggen voor de niet-naleving van contractsvoorwaarden, omdat de relevante artikelen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet enkel verplichtingen opleggen met betrekking tot de levering van elektriciteit en gas tegen redelijke tarieven en voorwaarden. De tekst van deze bepalingen biedt geen basis voor de conclusie dat het niet naleven van contractsvoorwaarden een overtreding vormt. Het College vernietigde de eerdere uitspraak en herroept de opgelegde boetes aan [naam 1]. Tevens werd ACM veroordeeld in de proceskosten van de appellanten.
De uitspraak benadrukt de grenzen van de handhaving door ACM en de noodzaak voor duidelijke wettelijke kaders bij het opleggen van sancties aan energieleveranciers. Het College concludeert dat de wetgever niet de intentie had om ACM de bevoegdheid te geven om boetes op te leggen voor het niet naleven van contractsvoorwaarden, wat een belangrijke overweging is voor toekomstige handhaving door de autoriteit.