ECLI:NL:CBB:2014:308
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake frequentieverdeling voor commerciële radio-omroep en vergunningverlening aan de Nederlandse Publieke Omroep
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam met betrekking tot de vergunningverlening voor FM-frequenties aan de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en de verdeling van frequenties voor niet-landelijke commerciële omroepen (NLCO). Appellant, een commerciële omroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister van Economische Zaken die de NPO een vergunning heeft verleend voor de frequentie 94.7 MHz en die bepaalde frequenties niet heeft opgenomen in het bekendmakingsbesluit voor NLCO. De rechtbank heeft de beroepen van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De procedure begon met de aanvraag van de NPO voor een vergunning voor de frequentie 94.7 MHz, die werd verleend door de minister op 20 juli 2007. Appellant heeft herhaaldelijk aangegeven in aanmerking te willen komen voor een FM-frequentie in de regio Tiel. De minister heeft in zijn besluiten gesteld dat de frequenties in eerste instantie worden gebruikt om ontvangstproblemen voor de publieke omroep op te lossen. Appellant betwist de noodzaak van de vergunningverlening aan de NPO en stelt dat de minister de storingsklachten niet heeft gevalideerd.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de minister terecht de vergunning heeft verleend aan de NPO en dat appellant geen procesbelang heeft bij de procedure, omdat de frequenties niet voor NLCO kunnen worden ingezet. Het College bevestigt de uitspraken van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de besluiten van de minister rechtmatig zijn. De uitspraak is gedaan op 8 mei 2014.