ECLI:NL:CBB:2014:242
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en welzijn van runderen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 7 juli 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een last onder bestuursdwang had ontvangen van de Staatssecretaris van Economische Zaken. De last, opgelegd op 3 juni 2014, vereiste dat verzoeker een aantal maatregelen zou nemen met betrekking tot de verzorging van zijn runderen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze last en verzocht om schorsing ervan, omdat hij van mening was dat de opgelegde maatregelen niet rechtmatig waren en de gegeven termijn te kort was.
Tijdens de zitting op 3 juli 2014 is vastgesteld dat de maatregelen door verweerder in de opvanglocatie waren uitgevoerd, waardoor schorsing van deze maatregelen niet meer aan de orde was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel verzoeker de last als onterecht beschouwde, hij niet voldoende onderbouwd had aangetoond dat de termijn van zeven dagen om de maatregelen te treffen ontoereikend was. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker voldoende tijd had gehad om de maatregelen te nemen, ondanks zijn claim dat de termijn te kort was.
De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat verzoeker in strijd met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd) had gehandeld door onvoldoende zorg te dragen voor zijn runderen. De inspectie had geconstateerd dat de dieren niet over een schone en droge ligplaats beschikten en dat er ernstige tekortkomingen waren in de verzorging. De voorzieningenrechter oordeelde dat de toepassing van bestuursdwang gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de herhaalde overtredingen door verzoeker.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker zelf had bijgedragen aan de onmogelijkheid om zijn runderen terug te krijgen door geen medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregelen. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de wetgeving ter bescherming van dierenwelzijn en de verantwoordelijkheden van veehouders.