ECLI:NL:CBB:2010:BN5773

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/70
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van A AA, appellant, tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer. De accountantskamer had op 7 december 2009 een uitspraak gedaan op een tegen appellant ingediende klacht. Appellant heeft op 19 januari 2010 een beroepschrift ingediend, gedateerd 13 januari 2010, waarbij hij hoger beroep heeft ingesteld. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 18 januari 2010, en het beroepschrift is tijdig ter post bezorgd. Echter, de gronden van het hoger beroep zijn niet binnen de gestelde termijn bij het College ontvangen. De enveloppe van de brief met de gronden was voorzien van een poststempel van 4 mei 2010, wat betekent dat deze na de termijn was verzonden.

Het College heeft vastgesteld dat appellant om uitstel heeft verzocht voor het indienen van de gronden, en dat hem dit uitstel is verleend tot 30 april 2010. Desondanks zijn de gronden pas op 6 mei 2010 ingediend, wat leidt tot de conclusie dat de gronden niet tijdig zijn ingediend. Het College heeft op basis van artikel 43, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants juncto artikel 34, eerste lid, van de Wet turbo 2004 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2010, waarbij de rechters E.R. Eggeraat, J.L.W. Aerts en M.M. Smorenburg aanwezig waren, en mr. M.A. Voskamp als griffier fungeerde.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/70 23 augustus 2010
20150 Wet tuchtrechtspraak accountants
Uitspraak in de zaak van:
A AA, te B, appellant.
1. Op 19 januari 2010 heeft het College een beroepschrift ontvangen, gedateerd 13 januari 2010, waarbij appellant op nader aan te voeren gronden hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer, gewezen op 7 december 2009.
Deze uitspraak is tevens op 7 december 2009 verzonden.
2. Bij genoemde uitspraak heeft de accountantskamer beslist op een tegen appellant ingediende klacht.
3. In artikel 43, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) is bepaald dat de artikelen 31 tot en met 41 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 (hierna: Wet turbo 2004) ten aanzien van de behandeling van een uitspraak van de accountantskamer in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijn.
4. Ingevolge artikel 43, eerste lid, Wtra juncto artikel 31, eerste lid, Wet turbo 2004 kan tegen een uitspraak van de accountantskamer binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het College.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, Wtra juncto artikel 32, eerste lid, Wet turbo 2004, wordt het hoger beroep ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij het College. Ingevolge artikel 43, eerste lid, Wtra juncto artikel 32, tweede lid, Wet turbo 2004 dient het beroepschrift de gronden van het hoger beroep te bevatten.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, Wtra, juncto artikel 34, eerste lid, Wet turbo 2004 kan, als het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, het College of de president zonder nader onderzoek door het College uitspraak doen.
5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde in het onderhavige geval op 18 januari 2010. Het beroepschrift van appellant is blijkens het poststempel op 18 januari 2010 ter post bezorgd en is derhalve tijdig ingediend.
6. Appellant heeft in zijn beroepschrift verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het hoger beroep tot 1 juni 2010. Bij griffiersbrief van 15 februari 2010 is appellant de gelegenheid geboden binnen vier weken na 15 februari 2010 de gronden van het beroep in te dienen. Appellant is er daarbij op gewezen dat, indien de gronden niet binnen de gestelde termijn bij het College zijn ontvangen, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Bij brief gedateerd 12 maart 2010, ingekomen bij het College op 19 maart 2010, heeft appellant verzocht om toestemming om de gronden van het beroep uiterlijk 30 april 2010 in te mogen leveren. Bij griffiersbrief van 23 maart 2010 is appellant daarop uitstel verleend tot en met 30 april 2010. Daarbij is appellant medegedeeld dat indien de
gronden niet binnen de thans gegeven termijn bij het College zijn ontvangen het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Appellant heeft vervolgens bij brief gedateerd 28 april 2010, ingekomen op 6 mei 2010, de gronden van het beroep ingediend.
7. Het College stelt vast dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de laatst gegeven termijn bij het College zijn ontvangen. De bij laatstgenoemde brief van appellant behorende enveloppe is voorzien van een poststempel met datum 4 mei 2010. Hieruit moet worden afgeleid dat de brief ook na de gegeven termijn ter post is aangeboden.
8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend. Het hoger beroep van appellant is kennelijk niet-ontvankelijk.
Met toepassing van artikel 43, eerste lid, Wtra juncto artikel 34, eerste lid, Wet turbo 2004 leidt dit tot de volgende uitspraak.
De beslissing
Het College verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. J.L.W. Aerts en mr. M.M. Smorenburg in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, als griffier, en op 23 augustus 2010 uitgesproken in het openbaar.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. M.A. Voskamp