ECLI:NL:CBB:2009:BJ8807
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om verschuiving aanvangsdatum subsidieperiode voor biomassavergistingsprojecten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 22 september 2009, zijn de beroepen van appellant A tegen de besluiten van de Minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. Appellant had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoeken om de aanvangsdatum van de subsidieperiode voor twee biomassavergistingsprojecten te verschuiven naar 14 juni 2009. De Minister had eerder de aanvragen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties goedgekeurd, maar de aanvangsdatum van de subsidieperiode vastgesteld op 1 januari 2009. Appellant stelde dat het onlogisch was dat de aanvangsdatum van de subsidieperiode niet kon worden aangepast aan de uitstel van de realisatiedatum van de projecten.
Het College overwoog dat de subsidie-aanvragen op 18 december 2006 waren ingediend en dat de Regeling bepaalde dat de voor subsidie in aanmerking komende periode uiterlijk 24 maanden na de aanvraag moest aanvangen. De Minister had de aanvangsdatum naar 1 januari 2009 verschoven, maar verdere verschuiving was niet mogelijk volgens de Regeling. Het College concludeerde dat de situatie waarin de vergistingsinstallaties na de aanvangsdatum van de subsidieperiode in gebruik worden genomen, was voorzien in de Regeling en dat de Minister de verzoeken van appellant terecht had afgewezen. De beslissing van het College bevestigde de strikte toepassing van de Regeling, die bedoeld was om ondernemers te ondersteunen die door het op nul stellen van de MEP-subsidie waren gedupeerd.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de regels zoals vastgesteld in de Kaderwet EZ-subsidies en de Subsidieregeling, en dat er geen ruimte was voor uitzonderingen op de vastgestelde aanvangsdatum van de subsidieperiode. Het College verklaarde de beroepen van appellant ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.