ECLI:NL:CBB:2008:BH2585
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- M.A. van der Ham
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag energie-investeringsaftrek voor scheepsmotor op basis van energiebesparingseisen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarin zijn aanvraag voor energie-investeringsaftrek (EIA) werd afgewezen. De aanvraag betrof een investering in de hermotorisatie van het binnenvaartschip 'Comrade'. De Minister had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de investering niet voldeed aan de vereiste energiebesparing van ten minste 0,4 Nm³ aardgasequivalent (a.e.) per jaar per geïnvesteerde euro, zoals voorgeschreven in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001.
De procedure begon met een brief van appellant op 7 mei 2008, waarin hij zijn beroep tegen het besluit van 4 april 2008 indiende. De Minister had in dat besluit het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 30 oktober 2008 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellant stelde dat de nieuwe motor gemiddeld 50 liter per draaiuur verbruikte, wat zou leiden tot een besparing die aan de eisen voldeed. De Minister daarentegen baseerde zijn beslissing op een schatting van het energieverbruik van de nieuwe motor, waarbij hij rekening hield met historische gegevens van de oude motor.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister op goede gronden had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. Het College volgde de redenering van de Minister dat het historisch verbruik van de oude motor op goede gronden was afgezet tegen een schatting van het energieverbruik van de nieuwe motor. Het College concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Uiteindelijk werd het beroep van appellant ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten.