2. De grondslag van de geschillen
2.1 Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Artikel 3:42, eerste lid, Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 6:7 juncto artikel 6:8, eerste lid, Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 11 december 2003 heeft verweerder vergunning verleend aan Amutron voor het exploiteren van een kansspelautomatenhal in het pand D-straat tot en met 1 januari 2005.
- De omwonenden en Lanaut hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunningverlening.
- A is op 14 januari 2004 in de D-straat komen wonen.
- Op 23 juni 2005 heeft verweerder de vergunning aan Amutron met ingang van 1 januari 2005 verlengd.
- Op 18 oktober 2005 heeft verweerder beslist op de bezwaren van Lanaut en de onwonenden tegen de vergunningverlening van 11 december 2003. Bij deze beslissing heeft verweerder vermeld dat aan Amutron een verlengingsvergunning is afgegeven.
- Lanaut heeft op 17 januari 2006 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2005.
- De omwonenden hebben op 21 februari 2006 de voorzieningenrechter van het College verzocht het besluit van 23 juni 2005 te schorsen. Blijkens de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2006 (AWB 06/194; < www.rechtspraak.nl >, LJN: AW5688) is het verzoek om voorlopige voorziening tevens aangemerkt als bezwaar tegen het besluit van 23 juni 2005. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.
- A heeft op 1 maart 2006 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2005.
- Op 29 maart 2006 heeft de voorzieningenrechter eveneens afwijzend beslist op het verzoek om voorlopige voorziening van Lanaut strekkende tot schorsing van het besluit van 23 juni 2005 (AWB 06/254; < www.rechtspraak.nl >, LJN AW5687).
- Op 11 april 2006 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op 15 mei 2006 heeft de commissie bezwaarschriften verweerder geadviseerd de bezwaren van A, de onwonenden en Lanaut tegen het besluit van 23 juni 2005 niet-ontvankelijk te verklaren.
- Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten genomen.
- Het College doet heden tevens uitspraak in de beroepen die de omwonenden en Lanaut hebben ingesteld tegen voornoemde beslissing op bezwaar van 18 oktober 2005 (zaaknummers AWB 05/855 en AWB 05/861).