ECLI:NL:CBB:2006:AZ1495
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- J.A. Hagen
- F. Stuurop
- H.A.B. van Dorst Tatomir
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Verkeer en Waterstaat inzake speciale bijdrage onder de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot
In deze zaak heeft appellante, A V.O.F., beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat betrekking heeft op de speciale bijdrage die is opgelegd op basis van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot. De procedure begon met een brief van appellante op 13 september 2004, waarin zij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 4 augustus 2004. Dit besluit was een reactie op een bezwaar dat appellante had ingediend tegen een besluit van 6 september 2001. De Minister had in dat besluit een speciale bijdrage opgelegd van f 166.078, die was gebaseerd op de sloop van verschillende schepen. Appellante heeft in de loop van de procedure verschillende brieven ingediend, waaronder een aanvullend verweerschrift en een verzoek om schadevergoeding.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellante betwistte de geldigheid van de opgelegde oud-voor-nieuw verplichtingen en stelde dat deze in strijd waren met het rechtszekerheidsbeginsel. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de bezwaren ongegrond zijn. Het College verwierp het betoog van appellante dat zij erop mocht vertrouwen dat de oude regeling niet door een nieuwe regeling zou worden opgevolgd. Het College oordeelde dat de Minister bevoegd was om de speciale bijdrage op te leggen en dat de berekening van de hoogte van de bijdrage correct was.
Uiteindelijk heeft het College het beroep gegrond verklaard en het besluit van de Minister vernietigd, omdat deze niet had beslist op het verzoek om schadevergoeding. Het College heeft de Minister veroordeeld in de proceskosten van appellante en bepaald dat de Staat der Nederlanden het door appellante betaalde griffierecht moet vergoeden.