202305975/1/R3 en 202305977/1/R3
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant A], wonend te Aduard, gemeente Westerkwartier,
2. [appellant B], wonend te Aduard, gemeente Westerkwartier,
appellanten,
en
1. de raad van de gemeente Westerkwartier,
2. het college van burgemeester en wethouders van Westerkwartier,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2023 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de woningen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Borghlindt".
Bij besluit van 12 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Borghlindt" vastgesteld.
Tegen deze besluiten hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaken op een zitting behandeld op 10 december 2024, waaraan [appellant A] en [appellant B] beiden via een videoverbinding hebben deelgenomen, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door S. Evenhuis en P.W. de Boer, zijn verschenen. Verder is via een videoverbinding ir. N. Feddema, bijgestaan door [partij], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Op 1 januari 2024 is ook de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5198, is overwogen, blijft op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones langs provinciale wegen het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip waarop de onder artikel 3.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden. De hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Borghlindt" waarvan het ontwerp op 17 maart 2023 ter inzage is gelegd. Dat betekent dat zowel op de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan als op het besluit tot vaststelling van de hogere waarden het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Wet geluidhinder, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan voorziet in een mogelijkheid voor maximaal negen woningen op de gronden van een voormalig agrarisch bedrijf. In het voorheen geldende plan "Buitengebied Zuidhorn" van 12 april 2010 waren op deze locatie ook al negen woningen mogelijk. In de plantoelichting staat hierover dat in het bouwplan de woningen niet volledig binnen die woonbestemming vielen, en daarom een nieuw bestemmingsplan moest worden vastgesteld.
Het college heeft vanwege verkeerslawaai van de Friesestraatweg (N355) hogere waarden vastgesteld voor de woningen die met het plan mogelijk worden gemaakt.
3. Een tweetal omwonenden is het niet eens met het plan en de vastgestelde hogere waarden en heeft daartegen beroep ingesteld.
3.1. [appellant A] woont aan de [locatie 1] in Aduard en vreest voor de aantasting van haar woon- en leefklimaat, in het bijzonder door de weg naar de Borghlindt ten noorden van haar woning.
3.2. [appellant B] woont aan de [locatie 2] in Aduard en vreest naast aantasting van zijn woon- en leefklimaat ook voor de exploitatie van de horecaonderneming die hij op dit adres uitoefent.
Relevante regelgeving
4. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Beroepen tegen het besluit hogere waarden
5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college ten onrechte hogere waarden heeft vastgesteld.
5.1. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of het relativiteitsvereiste aan vernietiging van het besluit vanwege deze grond in de weg staat. De Afdeling legt hieronder uit wat dat is en wat het betekent voor deze zaak.
5.2. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
5.3. Het relativiteitsvereiste betekent dus dat als iemand zich beroept op een regel die duidelijk niet is gemaakt om ook zijn eigen belangen te beschermen, de rechter een besluit niet mag vernietigen als die regel geschonden is.
5.4. Het besluit hogere waarden gaat over de hogere waarden voor de geluidbelasting voor de te bouwen woningen, op grond van Wgh en het Besluit geluidhinder (hierna: Bgh). Op grond van deze regelingen moet bij besluit worden vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege een weg maximaal mag optreden. Die regeling is gemaakt ter bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.93 en 10.94. [appellant A] en [appellant B] zijn geen eigenaar van één van de te bouwen woningen. Er is ook is niet gebleken dat zij concrete interesse hebben in de koop en/of bewoning van een van de woningen. Daarom beschermt de regeling in de Wgh en het Bgh de belangen van [appellant A] en [appellant B] duidelijk niet. Wat zij hebben aangevoerd kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling behandelt het beroep tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden daarom niet inhoudelijk.
Conclusie en proceskosten besluit hogere waarden
6. De beroepen tegen het besluit van het college van 13 juni 2023 tot vaststelling van hogere waarden zijn ongegrond.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beroepen tegen het bestemmingsplan
Toetsingskader
8. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
Onzorgvuldige totstandkoming
9. [appellant A] en [appellant B] betogen dat zij ten onrechte niet op de hoogte zijn gesteld dat het ontwerpplan ter inzage lag en ook niet dat er de mogelijkheid was om een zienswijze naar voren te brengen. Verder is er volgens hen in het voorstadium van het plan wel met hen gesproken over enkele punten, maar is de wijziging van de toegangsweg, die nu volgens hen met het plan over het dijkje komt te liggen, niet aan hen voorgelegd. Zij zijn het hiermee niet eens.
9.1. Het ontwerpplan heeft van 17 maart 2023 gedurende zes weken ter inzage geleden. Hiervan is kennisgegeven in het gemeenteblad. Op het moment dat het plan in ontwerp ter inzage werd gelegd, gold de Verordening elektronische kennisgeving gemeente Westerkwartier 2019. Daarin is geregeld dat berichten van het gemeentebestuur, waaronder kennisgevingen van ontwerpbesluiten, die aan iedereen zijn gericht, uitsluitend elektronisch worden verzonden. De verzending gebeurt door de kennisgeving in het elektronisch gemeenteblad te zetten. Dat is in dit geval ook gebeurd en dat was volgens de regels. Vergelijk de uitspraak van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3909, onder 5.2. Er is verder geen wettelijke bepaling waardoor de raad [appellant A] en [appellant B] in dit geval persoonlijk op de hoogte had moeten stellen van de terinzagelegging van het ontwerpplan. [appellant A] en [appellant B] hadden bij de raad naar voren willen brengen dat zij last zullen hebben van de toegangsweg en dat daardoor hun woon- leefklimaat wordt aangetast. Dat punt bespreekt de Afdeling hierna onder 10 aan de hand van de concrete beroepsgronden hierover.
Het betoog slaagt niet.
Woon- en leefklimaat
10. [appellant A] en [appellant B] betogen dat er door de toegangsweg naar de te bouwen woningen sprake zal zijn van een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij zeggen dat de toegangsweg zal leiden tot lichtvervuiling. Ook zal er toename van het verkeerslawaai zijn. [appellant A] wijst erop dat er de aflopen jaren al diverse diersoorten uit het landschap zijn verdwenen. Daarnaast leidt de toegangsweg door de ligging over het dijkje tot een aantasting van het uitzicht. Tot slot zorgt de aansluiting van de toegangsweg op de rondweg dicht op de brug voor gevaarlijke situaties door het afslaande verkeer.
10.1. De Afdeling begrijpt hieruit dat [appellant A] en [appellant B] er bezwaar tegen hebben dat er een toegangsweg over de dijk komt ten noorden van de woning van [appellant A]. Daarover overweegt de Afdeling als volgt.
De raad heeft op de zitting uitgelegd dat gebruik zal worden gemaakt van de bestaande weg, die er al sinds 2007 ligt. De Afdeling stelt vast dat de beoogde toegangsweg tot de Borghlindt achter de woning van [appellant A] geen deel uitmaakt van het plangebied en dus niet door dit plan mogelijk wordt gemaakt. Daarom kan de Afdeling niet oordelen over wat [appellant A] en [appellant B] zeggen over die weg.
Verder begrijpt de Afdeling dat [appellant A] en [appellant B] vinden dat het verkeer van en naar de woningen tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zal leiden. De Afdeling stelt vast dat de beoogde toegangsweg op ongeveer 80 m van de woning van [appellant A] en op ongeveer 28 m van de woning van [appellant B] ligt. In paragraaf 4.1 van de plantoelichting staat dat het verwachte aantal motorvoertuigen 76 per etmaal is. In de drukste uren wordt rekening gehouden met een piek van 8 motorvoertuigen per uur en in de daluren zullen er minimale verkeersbewegingen zijn. De Afdeling ziet geen reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Deze verkeerstoename is naar het oordeel van de Afdeling zo weinig, dat de raad redelijkerwijs mocht vinden dat het plan wat betreft het aspect verkeer niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellant A] en [appellant B], of voor de verkeersafwikkeling.
De betogen slagen niet.
Aantasting bedrijfsvoering
11. [appellant B] betoogt dat het plan leidt tot een aantasting van zijn bedrijfsvoering. Hij wijst erop dat de bewoners van de nieuwe woningen verwachten in een landelijke omgeving terecht te komen, waarbij een horecaonderneming in hun beleving mogelijk niet past.
11.1. De raad stelt dat [appellant B] binnen de bestaande wet- en regelgeving en de afgegeven vergunning zijn bedrijf kan exploiteren. Met het bestemmingsplan worden er geen verdere beperkingen opgelegd. De kopers van de woningen kunnen volgens de raad bovendien zelf ook in het bestemmingsplan zien dat er voor de [locatie 2] een horecabestemming geldt. Daar kunnen ze bij de aankoop rekening mee houden.
11.2. De raad heeft voor de afstanden tussen de bestaande bedrijven en de te bouwen woningen gebruik gemaakt van de afstanden die de VNG aanbeveelt in de VNG-brochure. Dit staat in paragraaf 4.2 van de plantoelichting. Volgens de plantoelichting geldt voor het horecabedrijf een richtafstand voor geluid van 0 m, omdat het volgens de raad een gemengd gebied is.
11.3. Het plan maakt 9 woningen mogelijk, gelegen in een omgeving met daarin het café, woningen, en de N983 en N355. Door [appellant B] is niet bestreden dat sprake is van gemengd gebied. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de afstand tussen de voorziene woningen en het perceel van [appellant B] ongeveer 50 m is. Dat betekent dat aan de richtafstand is voldaan.
Omdat aan de richtafstand wordt voldaan, kan de raad ervan uitgaan dat het woon- en leefklimaat in beginsel aanvaardbaar is. In dat geval is het aan [appellant B] om op bijzondere omstandigheden te wijzen waardoor de raad meer moet doen dan zeggen dat aan de relevante richtafstand is voldaan. Dat [appellant B] bang is klachten te krijgen, is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Dan moet er meer aan de hand zijn. Vergelijk de uitspraak van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1629, onder 4.1. Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten besluit vaststelling bestemmingsplan
12. De beroepen tegen het besluit van de raad van 12 juli 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Borghlindt" zijn ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Buskermolen, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buskermolen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
896-1139
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.