ECLI:NL:RVS:2024:5198

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
202405764/1/R1 en 202405770/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan Saendelft De Overhoeken 2023 en hogere waarden Wet geluidhinder

In deze zaak hebben [appellant] en anderen, wonend in de woonwijk Saendelft, beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad en de gemeenteraad van Zaanstad, die hogere waarden hebben vastgesteld op grond van artikel 110a van de Wet geluidhinder (Wgh) en het bestemmingsplan "Saendelft De Overhoeken 2023" hebben goedgekeurd. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van 186 grondgebonden woningen in de nieuwbouwwijk De Overhoeken, gelegen ten zuidwesten van Saendelft. De appellanten vrezen dat de realisatie van het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woongenot, onder andere door geluidsoverlast en verlies van uitzicht op het groene landschap. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 14 november 2024. Tijdens de zitting zijn de appellanten, hun gemachtigde, en vertegenwoordigers van de raad en het college verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat de hogere waarden zijn vastgesteld ter bescherming van de nieuw te bouwen woningen en dat de appellanten geen eigenaren zijn van deze woningen, waardoor hun belangen niet door de Wgh worden beschermd. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de beroepsgronden van de appellanten niet slagen, en heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 24 december 2024.

Uitspraak

202405764/1/R1 en 202405770/1/R1.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend in Assendelft, gemeente Zaanstad,
appellanten,
en
1.       de raad van de gemeente Zaanstad,
2.       het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2024 heeft het college hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Saendelft De Overhoeken 2023".
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Saendelft De Overhoeken 2023" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen beide besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaken op een zitting behandeld op 14 november 2024, waar [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door P. Wiersma en mr. N. Kippers, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Oban B.V., vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2.       Op 1 januari 2024 is ook de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2324, is in artikel 3.5, eerste lid, aanhef en onder b, onder 1°, en artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, onder 2°, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet specifiek overgangsrecht opgenomen voor besluiten op grond van de Wgh tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen, geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen vanwege wegverkeerslawaai respectievelijk industrielawaai. Omdat wat de Afdeling heeft overwogen in die uitspraak onduidelijkheden kan oproepen over het moment waarop het nieuwe recht van toepassing, overweegt de Afdeling het volgende.
Op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde, geprojecteerde of nog niet geprojecteerde woningen in zones langs wegen - behoudens provinciale wegen - blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet van toepassing totdat het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
Op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde, geprojecteerde of nog niet geprojecteerde woningen in zones langs provinciale wegen blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet van toepassing totdat het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip waarop de onder artikel 3.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden.
Op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde, geprojecteerde of nog niet geprojecteerde woningen in zones rond industrieterreinen blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet van toepassing totdat het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip waarop de onder artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden.
3.       De hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van een aantal nog niet geprojecteerde woningen in de zone langs de Noorderveenweg - die geen provinciale weg is - zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Saendelft De Overhoeken 2023" waarvan het ontwerp op 21 december 2023 ter inzage is gelegd. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Wgh, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
4.       Het plan voorziet in de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk De Overhoeken ten zuidwesten van de woonwijk Saendelft. De Overhoeken bestaat uit twee woningbouwlocaties aan weerszijden van de Dorpsstraat in Assendelft, namelijk een westelijk gelegen, kleine locatie en een oostelijk gelegen grotere locatie. Het is de bedoeling dat er in totaal 186 grondgebonden woningen komen, verdeeld over de twee locaties. Op de twee locaties liggen nu weilanden.
Ten noorden van het plangebied ligt de Noorderveenweg. Het besluit hogere waarden is genomen ten behoeve van de vaststelling van het plan, omdat is gebleken dat voor een aantal in het plan voorziene woningen niet kan worden voldaan aan de op grond van de Wgh geldende voorkeursgrenswaarde.
[appellant] en anderen wonen in de woonwijk Saendelft in de nabijheid van het plangebied. Zij hebben vanuit hun achtertuin zicht op de oostelijk gelegen locatie. [appellant] en anderen kunnen zich niet met het plan en het besluit hogere waarden verenigen en hebben daartegen beroep ingesteld. Zij vrezen dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woongenot, onder andere door verlies van hun uitzicht op het groene landschap. Oban B.V. is de ontwikkelaar van het plan.
Nieuwe gronden
5.       [appellant] en anderen hebben op de zitting aangevoerd dat de bouwactiviteiten, waaronder het ophogen van het bouwterrein met zand, en de toename van het verkeer zullen leiden tot fijnstof en vervuiling. Ook hebben zij aangevoerd dat het plan in strijd met wet- en regelgeving, waaronder de Waterwet, en met provinciaal en gemeentelijk beleid is vastgesteld. Verder hebben [appellant] en anderen naar voren gebracht dat de milieueffectrapportage niet goed is uitgevoerd.
5.1.    Op het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Dit betekent dat alle beroepsgronden in het beroepschrift dienen te worden opgenomen en dat na afloop van de beroepstermijn geen nieuwe gronden meer kunnen worden ingediend. In de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is erop gewezen dat de Chw van toepassing is. In deze kennisgeving is ook vermeld dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer aangevuld kunnen worden. [appellant] en anderen hebben deze beroepsgronden niet eerder aangevoerd. De Afdeling zal deze gronden, gelet op artikel 1.6a van de Chw, dus niet inhoudelijk bespreken.
Besluit hogere waarden
6.       [appellant] en anderen betogen dat het college ten onrechte hogere waarden heeft vastgesteld. Zij voeren aan dat zij in de huidige situatie al ernstige geluidsoverlast ervaren vanwege verkeerslawaai van de Noorderveenweg. De geluidsbelasting zal volgens [appellant] en anderen verder toenemen als gevolg van het plan.
6.1.    Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
6.2.    De regeling in de Wgh strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen maximaal mag optreden. De regeling strekt dus tot bescherming van de bewoners van de nieuw te bouwen woningen. In dit geval zijn hogere grenswaarden vastgesteld voor de in het plan voorziene woningen vanwege wegverkeerslawaai van de Noorderveenweg. [appellant] en anderen zijn geen eigenaren van één van deze woningen en hebben ook niet aangevoerd dat zij concrete interesse in één van deze woningen hebben.
De regeling van de Wgh strekt dus kennelijk niet tot bescherming van [appellant] en anderen tegen geluidbelasting op hun bestaande woningen. De Afdeling wijst in dit verband op overweging 10.12 van de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706 over het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb. Daarom ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.
Bestemmingsplan
Toetsingskader
7.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Procedure
8.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in de vakantieperiode is vastgesteld, waarmee de raad volgens [appellant] en anderen de indruk wekt dat de raad zo min mogelijk reacties op het plan wenst te ontvangen.
8.1.    Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Niet gebleken is dat de raad niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Over het betoog dat het plan ten onrechte in een vakantieperiode ter inzage heeft gelegen en is vastgesteld, overweegt de Afdeling dat de Wro en de Awb zich niet tegen die handelwijze verzetten. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan onzorgvuldig heeft voorbereid.
Het betoog slaagt niet.
Noodzaak van de nieuwe woningen
9.       [appellant] en anderen betogen dat de raad de noodzaak van de bouw van de nieuwe woningen niet heeft aangetoond. Volgens [appellant] en anderen is niet duidelijk of er voldoende belangstelling voor de nieuwe woningen zal zijn. Er zijn volgens [appellant] en anderen veel nieuwe woningen gebouwd in Zaanstad die niet snel worden verkocht. Daarom is ook onvoldoende onderzocht op de uitvoering van het bestemmingsplan financieel haalbaar is.
9.1.    In paragraaf 6.6 van de plantoelichting staat dat in Zaanstad een grote behoefte is aan woningen in alle woonsegmenten en met name aan woningen in het middeldure en betaalbare koop- en huursegment. Daarnaast vinden veel mensen het belangrijk om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Geschikte woningen, voor onder andere senioren, zijn daarvoor noodzakelijk. Met de beoogde ontwikkeling van 186 woningen wordt ingespeeld op de behoefte en de ontwikkeling is in lijn met het beleid. De voorgenomen woningbouw in het plangebied geeft invulling aan de aanwezige behoefte, zo staat vermeld in de toelichting. Op de zitting heeft de raad verwezen naar paragraaf 5.4 van de plantoelichting waarin staat dat gemeenten in Zaanstreek-Waterland, waaronder Zaanstad, en de provincie Noord-Holland in het "Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025" hebben afgesproken om in de periode tot en met 2025 samen te werken aan woningbouw in de regio. Het merendeel van de nieuw te bouwen woningen wordt gebouwd binnen de stadscentra en dorpskernen en zoveel mogelijk in de buurt van trein- of grote busstations. Om de ambities te realiseren heeft de regio een plancapaciteit voor ongeveer 16.700 woningen tot en met 2024 en bijna 14.000 woningen voor de periode 2025 tot en met 2029. Hiervan zijn voor 6.200 woningen al definitieve bestemmingsplannen vastgesteld en voor de overige woningen willen de gemeenten de bouwplannen sneller omzetten van nog niet ruimtelijk vastgelegde, naar 'harde' plannen, zodat er op tijd kan worden gestart met de bouw. Deze woningen bouwen de gemeenten in verschillende woonmilieus, prijsklassen en woningtypen. Verder heeft de raad toegelicht dat tijdens een informatieavond over het ontwerpplan al veel belangstelling voor de nieuwe woningen is getoond. Ook heeft de raad gewezen op een ander deel van de woonwijk Saendelft, waar 962 woningen zijn gebouwd, die nagenoeg allemaal zijn verkocht.
9.2.    De Afdeling overweegt dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat behoefte bestaat aan het type woningen waarin het plan voorziet, mede gelet op de ontwikkelingen op de woningmarkt van de afgelopen jaren. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. [appellant] en anderen hebben hun betoog namelijk niet nader onderbouwd. Daarom heeft de raad zich ook redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Uitzicht op het groene landschap
10.     [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot een ernstige aantasting van hun woongenot, omdat de nieuwe woningen ten koste zullen gaan van hun vrije uitzicht op het groene en weidse landschap. Ook zal het uitzicht op het rijksmonument Heilige Odulphuskerk volledig verdwijnen.
10.1.  De Afdeling stelt voorop dat het uitzicht van [appellant] en anderen als gevolg van het plan zal veranderen. Het is begrijpelijk dat zij dit jammer vinden. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan echter geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt ook dat [appellant] en anderen geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit hun woningen. De raad mocht een groter gewicht toekennen aan het algemeen belang dat is gediend met de bouw van nieuwe woningen dan aan het individuele belang van [appellant] en anderen bij behoud van hun vrije uitzicht op het landschap. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aantasting van het uitzicht zo groot is dat de raad het plan niet zo mocht vaststellen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de afstand van het plangebied tot de woningen van [appellant] en anderen ongeveer 67 m bedraagt en dat alleen woningen zijn voorzien waarbij de maximaal toegestane bouwhoogte 12 m bedraagt. Deze afstand, in samenhang met de bouwhoogte, is niet ongebruikelijk in een stedelijke omgeving.
Het betoog slaagt niet.
Overlast van autoverkeer
11.     [appellant] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot overlast door een toename van het autoverkeer. [appellant] en anderen hebben al geluidsoverlast van het verkeer van de Noorderveenweg en van vliegverkeer. Het plan heeft volgens [appellant] en anderen meer verkeersdrukte, lawaai en stankoverlast tot gevolg.
11.1.  In paragraaf 6.4 van de plantoelichting staat onder verwijzing naar de "Notitie verkeer en parkeren Overhoeken" van Sweco Nederland B.V. (hierna: Sweco), dat de twee woningbouwlocaties naar verwachting minimaal ongeveer 1.450 motorvoertuigverplaatsingen per werkdagetmaal genereren. De grootste invloed van de planontwikkeling is te verwachten op de aansluitingen op de Noorderveenweg, aangezien de woningbouwontwikkelingen hierlangs het verkeer ontsluiten. Het effect is naar verwachting beperkt tot gemiddeld circa 2,5 voertuigen per minuut extra tijdens de piekmomenten. Volgens de plantoelichting zal dit niet tot knelpunten leiden. Met de komst van de nieuwe verbindingsweg A8 - A9 ontstaat extra capaciteit op de Noorderveenweg en de aansluitingen bij Overhoeken West en Overhoeken Oost, aangezien hiermee een doorgaande route tussen Assendelft en het oosten verdwijnt. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat de inrichting van de Noorderveenweg zal worden aangepast, waarbij rotondes worden vervangen door een kruispunt. Hierdoor zal volgens de raad de verkeersveiligheid en de doorstroming op de Noorderveenweg worden bevorderd.
11.2.  De raad stelt zich verder op het standpunt dat de toename van het wegverkeer van nieuwe woningen niet zal leiden tot een toename van geluidsbelasting ter plaatse van de bestaande woningen van [appellant] en anderen. De raad heeft toegelicht dat naar aanleiding van het beroep van [appellant] en anderen ten overvloede een aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Dit onderzoek heeft betrekking op een eventuele toename van de geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen. In de notitie "Geluidseffect verkeersaantrekkende werking plan Overhoeken" van 31 oktober 2024 van Sweco wordt geconcludeerd dat de toename van het wegverkeer als gevolg van het plan een toename van ongeveer 0,4 dB op de geluidsbelasting ten gevolge van de Noorderveenweg ter hoogte van de woningen van [appellant] en anderen veroorzaakt. Hierbij wordt opgemerkt dat gecumuleerd met het geluid als gevolg van vliegverkeer het effect nog minder is. De conclusie in de notitie is dat het effect op de geluidsbelasting als gevolg van de Noorderveenweg geen negatief effect heeft op het woon- een leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen.
11.3.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de geringe toename van het wegverkeer niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [appellant] en anderen vanwege de geluidsbelasting of andere vormen van hinder. Hierbij heeft de raad terecht in aanmerking genomen dat de woningen van [appellant] en anderen op een afstand van ongeveer 45 m van de rijbaan van de Noorderveenweg staan. Dit wordt overigens ook bevestigd door het aanvullende onderzoek van Sweco.
Het betoog slaagt niet.
Aantasting van het groen
12.     [appellant] en anderen betogen dat de bepalingen in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) over soortenbescherming aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan. Er is volgens [appellant] en anderen onvoldoende onderzoek gedaan naar beschermde flora en fauna in het plangebied. Volgens [appellant] en anderen wordt de leefomgeving van weidevogels vernietigd.
12.1.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
12.2.  In het verkennend natuuronderzoek van Sweco van 2 september 2021, dat als bijlage 12 bij de plantoelichting is gevoegd, staat dat tijdens veldbezoek geen nesten van vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen zijn aangetroffen. Wel is het plangebied geschikt voor broedende akker- en weidevogels. Er wordt daarom aangeraden om de werkzaamheden te laten plaatsvinden buiten het broedseizoen. Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen zullen moeten plaatsvinden, dient de projectlocatie en directe omgeving (invloedsfeer van de werkzaamheden) door een ter zake kundig persoon gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedvogels kort voorafgaand (uiterlijk een week) aan de werkzaamheden. Deze persoon bepaalt of en waar (op welke verstoringsafstand) werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
Uit het verkennend natuuronderzoek volgt verder dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied en op 250 m afstand van het Natuurnetwerk Nederland gebied ligt. Het plangebied behoort niet tot een zogeheten Bijzonder Provinciaal Landschap (hierna: BPL). Wel grenst het BPL "Assendelft en omgeving" direct aan het plangebied. Bij dit gebied is ‘habitat voor weidevogels’ niet vastgesteld als een van de kernkwaliteiten. De geplande werkzaamheden zullen geen effecten hebben op weidevogels, zo concludeert het verkennend natuuronderzoek.
De aanwezigheid van beschermde plantensoorten binnen het plangebied wordt volgens het natuuronderzoek ook uitgesloten en aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk geacht. Ook is een ontheffing op grond van de Wnb niet noodzakelijk. Verder staat in paragraaf 6.13 van de plantoelichting dat aanvullend natuuronderzoek met betrekking tot vleermuizen en overige zoogdieren is verricht en dat hieruit volgt dat het aanvragen van een ontheffing op grond van de Wnb niet nodig is. De aanvullende natuuronderzoeken zijn als bijlage 13 en 14 bij de plantoelichting gevoegd.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich aan de hand van de genoemde onderzoeken redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog slaagt niet.
Planschade
13.     [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot waardevermindering van hun woningen. Zij claimen planschade.
13.1.  Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor een eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
14.     De beroepen zijn ongegrond.
15.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
703-1093