ECLI:NL:RVS:2025:5223
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel en regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 17 november 2023 een beroep van de betrokkene gegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder, bij besluiten van 27 december 2022 en 10 augustus 2023, de aanvraag van de betrokkene voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens werd de betrokkene opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. De rechtbank vernietigde deze besluiten en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, terwijl de betrokkene, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Alaca, ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. In het hoger beroep van de staatssecretaris werd gesteld dat de rechtbank ten onrechte de besluiten had vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het hoger beroep van de staatssecretaris niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.
Het incidenteel hoger beroep van de betrokkene, waarin hij aanvoert dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Afghanistan, werd eveneens ongegrond verklaard. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten voor het hoger beroep moet vergoeden. De beslissing werd uitgesproken op 30 oktober 2025.