ECLI:NL:RVS:2025:4999
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake uitzetting van vreemdeling
Op 20 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die eerder een aanvraag had ingediend voor uitstel van vertrek, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De minister had op 6 augustus 2024 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaard op 8 april 2025. De rechtbank Den Haag had op 1 augustus 2025 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Vervolgens had de voorzieningenrechter op 1 oktober 2025 het hoger beroep van de vreemdeling tegen deze uitspraak eveneens ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Op 3 oktober 2025 heeft de vreemdeling opnieuw een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, met de stelling dat zijn voorgenomen uitzetting op 27 oktober 2025 achterwege moet blijven. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de vreemdeling geen aanleiding geven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de voorgenomen uitzetting. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.