ECLI:NL:RVS:2025:4637

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
202505183/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van kandidatenlijsten door het centraal stembureau in het kader van de Kieswet

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van het centraal stembureau van 19 september 2025, waarbij de kandidatenlijsten van 27 politieke groeperingen voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldig zijn verklaard. De appellant betoogt dat het centraal stembureau deze lijsten niet had mogen goedkeuren zonder een morele toetsing van de partijen die de lijsten hebben ingediend. Hij stelt dat de Kieswet, die het centraal stembureau verbiedt om inhoudelijke gronden te toetsen, onjuist is en dat een inhoudelijke toetsing noodzakelijk is om het democratisch proces te waarborgen.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 29 september 2025, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. De voorzitter, Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, en de leden, Staatsraad mr. J.Th. Drop en Staatsraad mr. A.B. Blomberg, waren aanwezig. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond, met de motivering dat de Kieswet limitatief en dwingendrechtelijk regelt op welke gronden een kandidatenlijst ongeldig kan worden verklaard. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat het centraal stembureau geen inhoudelijke beoordeling van politieke groeperingen mag uitvoeren. De uitspraak van 23 oktober 2023, waarin soortgelijke bezwaren van de appellant ongegrond werden verklaard, wordt ook aangehaald ter ondersteuning van het oordeel.

De Afdeling concludeert dat het centraal stembureau zich aan de wet heeft gehouden en dat de bezwaren van de appellant niet opgaan. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte naleving van de Kieswet en de rol van het centraal stembureau in het verkiezingsproces.

Uitspraak

202505183/1/A2.
Datum uitspraak: 29 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 29 september 2025 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzitter
Staatsraad mr. J.Th. Drop, lid
Staatsraad mr. A.B. Blomberg, lid
Griffier: mr. M. Rijsdijk
Jurist: mr. L.J.A. van Gils
Verschenen:
Het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. M. Bijl en mr. A.J. Trouborst.
Het beroep richt zich tegen het besluit van het centraal stembureau van 19 september 2025, waarbij - voor zover hier van belang - de kandidatenlijsten van 27 politieke groeperingen voor één of meerdere kieskringen geldig zijn verklaard.
[appellant] betoogt dat het centraal stembureau de kandidatenlijsten niet geldig had mogen verklaren zonder de partijen die de kandidatenlijsten hebben ingediend, op morele gronden te toetsen. Dat de Kieswet het centraal stembureau verbiedt om partijen op inhoudelijke gronden te toetsen, betekent dat de wet fout is en het centraal stembureau deze niet had moeten uitvoeren. Inhoudelijke toetsing van politieke partijen is een geëigend middel om het democratisch proces in toom te houden, aldus [appellant].
Beslissing:
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Motivering:
In artikel I 5 van de Kieswet zijn de gronden waarop het centraal stembureau een kandidatenlijst ongeldig moet verklaren limitatief en dwingendrechtelijk geregeld. In tegenstelling tot wat [appellant] betoogt, staat het het centraal stembureau op basis van de Kieswet niet vrij om op andere gronden een kandidatenlijst ongeldig te verklaren.
In de uitspraak van 23 oktober 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3911) heeft de Afdeling al eerder heeft geoordeeld over soortgelijke bezwaren van [appellant], destijds gericht tegen één specifieke politieke groepering. Dat beroep is toen ongegrond verklaard. De Afdeling komt nu niet tot een ander oordeel.
De Afdeling wijst op eerdere uitspraken van 24 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1585) en 15 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:300), waarin is overwogen dat het centraal stembureau geen inhoudelijke beoordeling van doelstellingen of activiteiten van politieke groeperingen mag uitvoeren.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
705-1043