202403641/1/R1.
Datum uitspraak: 10 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2024 heeft het college onder meer de locatie ter hoogte van Lindholm 289 te Hoofddorp aangewezen voor het plaatsen van één ondergrondse afvalcontainer voor oud papier en karton en één voor glas (hierna: de verzamelcontainers).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 13 augustus 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.W. Menig, advocaat in Haarlem, en vergezeld door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Woudenberg, C. Kortekaas, M. Koster en R. Hoek, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij het besluit is de locatie tegenover Lindholm 289 in Hoofddorp aangewezen voor de plaatsing van de verzamelcontainers. De beoogde locatie is voorzien aan een erftoegangsweg op een parkeervak schuin voor de woning van [appellant] aan de [locatie 1] (locatie LI289). Het gaat hierbij om een nieuwe locatie ter vervanging van de locatie ter hoogte van Lindholm 311. Het college heeft de nieuwe locatie aangewezen om de oude locatie te ontlasten. De oude locatie is gelegen nabij de woningen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B], aan een doodlopende straat met veel bijplaatsingen en ongeregeldheden. Bij de vervanging komt één ondergrondse container voor oud papier en karton met een papierpers, en één voor plastic, blik en drinkpakken te vervallen.
[appellant] is het niet eens met het besluit. Zij vreest voor zwerfvuil, geluidsoverlast, verkeersonveiligheid en aantasting van haar privacy.
Toetsingskader
2. Bij de keuze van een locatie voor een verzamelcontainer moet het bestuursorgaan een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het bestuursorgaan de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de verzamelcontainer.
3. In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor twee verzamelcontainers. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van het betreffende afval gebruik te maken van verzamelcontainers, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een verzamelcontainer, toename van verkeer van en naar een verzamelcontainer en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een verzamelcontainer. Maar uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van verzamelcontainers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van verzamelcontainers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom alleen maar beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. 4. Bij het bepalen van de locatie van de verzamelcontainers heeft het college de "Procedure aan- en toewijzing (ondergrondse) verzamelcontainers naar aanleiding van besluit ‘Aanpassing Aanpak van afval- naar grondstofinzameling (VANG) 2020’" gehanteerd.
Zwerfvuil
5. [appellant] voert aan dat de verzamelcontainers op de locatie zullen zorgen voor bijplaatsingen en zwerfafval in haar zicht. Zij vreest voor een verplaatsing van het probleem van de oude locatie naar de voorziene locatie.
5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de voorziene locatie aan de doorgaande weg en de daarmee gepaard gaande sociale controle leidt tot minder kans op zwerfafval. Bovendien voert het college aan dat de voorziene typen verzamelcontainers elders uitwijzen dat slechts in zeer geringe mate zwerfafval wordt aangetroffen.
5.2. De Afdeling heeft eerder overwogen dat het onjuist aanbieden van afval een kwestie van handhaving is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2724, onder 6.1). In het licht daarvan heeft het college in de vrees voor hinder als gevolg van zwerfafval geen reden hoeven te vinden om af te zien van aanwijzing van de locatie. De Afdeling heeft in dat verband kennis genomen van de toelichting van het college, die erop neerkomt dat de locatie zich, in tegenstelling tot de oude locatie, aan een doorgaande weg bevindt waarbij meer sociale controle plaatsvindt. Het college gaat er daarom van uit dat eventuele hinder als gevolg van zwerfafval bij de verzamelcontainers binnen aanvaardbare grenzen zal blijven. De Afdeling is van oordeel dat het college tot deze conclusie kon komen. Het betoog slaagt niet.
Privacy
6. [appellant] voert aan dat de gebruikers van de verzamelcontainers haar privacy zullen aantasten. Via haar raam zal het extra verkeer recht haar woonkamer inkijken.
6.1. Het college stelt dat de verzamelcontainers op loopafstand van de betrokken woningen staan, waardoor het meestal niet noodzakelijk is om glas en/of papier/karton met de auto weg te brengen.
6.2. Gelet op de feitelijke situatie ter plaatse ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de toelichting van het college te twijfelen. De Afdeling overweegt dat, zoals onder 3 is overwogen, de verkeersaantrekkende werking van verzamelcontainers in het algemeen beperkt is. Voor zover gebruikers van de verzamelcontainers al een blik op de woning van [appellant] werpen, overweegt de Afdeling dat de tussenliggende afstand 18 m bedraagt. Daarbij is ook van belang dat [appellant] aan een openbare weg woont. Dit betekent dat al de mogelijkheid bestond dat mensen bij haar naar binnen kijken, tenzij zij ervoor kiest vitrage aan te brengen dan wel andere gebruikelijke voorzieningen om inkijk tegen te gaan.
De Afdeling is van oordeel dat het college zich, gelet hierop, op het standpunt heeft mogen stellen dat het plaatsen van de verzamelcontainers op deze locatie niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersveiligheid
7. [appellant] voert aan dat de extra vervoerbewegingen van bewoners naar de verzamelcontainers op de openbare weg onveilige verkeersituaties teweegbrengen. Ook als de maximum verkeersintensiteit voor de erftoegangsweg niet wordt overschreden, blijft de overlast volgens [appellant] bestaan. Zij vreest voor opstoppingen van auto’s en gevaar bij het achteruit rijden van de ledigingswagen. Bovendien bestaat er risico op auto’s die verkeerd geparkeerd staan, waardoor het verkeer elkaar niet meer kan passeren.
7.1. Het college stelt dat de extra vervoersbewegingen door gebruikers van de verzamelcontainers beperkt zal blijven, waardoor de maximum intensiteit van motorvoertuigen van een erftoegangsweg niet wordt overschreden. Bovendien rijdt de ledigingswagen bij de oude locatie ook achteruit en dit levert geen problemen op. Zoals toegelicht in de zienswijze, kan het verkeer elkaar gewoon passeren. Het fout geparkeerd staan van auto’s is een handhavingskwestie, aldus het college.
7.2. Voor zover er bewoners zijn die het afval met de auto wegbrengen, overweegt de Afdeling dat het college gemotiveerd heeft toegelicht dat dit naar verwachting niet tot ernstige verkeersproblemen zal leiden. Gelet op de huidige route die de ledigingswagen rijdt, is niet aannemelijk dat het achteruit rijden van de ledigingswagen problemen zal veroorzaken. Ook is van belang dat bewoners maar kortstondig ter plaatse zullen staan met hun auto. Het verkeer dient zicht daarbij aan de regels te houden. Voor zover [appellant] aanvoert dat auto’s onjuist geparkeerd staan, overweegt de Afdeling dat in dat geval, zoals het college stelt, sprake is van een handhavingskwestie.
De Afdeling is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plaatsen van de verzamelcontainers op deze locatie niet zal leiden tot een onveilige verkeerssituatie.
Het betoog slaagt niet.
Geluidsoverlast
8. [appellant] stelt dat zij, gelet op de geringe afstand tussen haar woning en de voorziene locatie, geluidhinder zal ondervinden van het deponeren van glas in de glasbak, bij werking van de papierpers en vanwege het ledigen van de verzamelcontainers.
8.1. Het college heeft er in het verweerschrift op gewezen dat de verzamelcontainers ondergronds worden aangebracht, wat zorgt voor een dempende werking van het geluid. De papierpers zal alleen als de container bijna vol zit een zacht geluid maken en dit zal niet tot nauwelijks hoorbaar zijn bij de woning van [appellant]. Het college stelt ook nog nooit klachten te hebben ontvangen over geluidsoverlast door de papierpers. Daarnaast zal de glascontainer slechts één maal per veertien dagen en de papiercontainer naar verwachting één keer per week worden geledigd. Dit zal overdag gebeuren en slechts enkele minuten duren, aldus het college.
8.2. De Afdeling overweegt dat uit de onder 3 vermelde vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat geluid van verzamelcontainers onder normale omstandigheden niet aan de aanwijzing van een locatie in de weg hoeft te staan. Alleen bij locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden kan geluidsoverlast ertoe leiden dat het college de locatie niet mocht aanwijzen.
Gelet op de lage frequentie en korte duur van het ledigen, heeft het college ervan mogen uitgaan dat geluidhinder van de ledigingswagen beperkt is. Ook is van belang dat de gevel van de woning van [appellant] zich op ongeveer 18 m tot de aangewezen locatie bevindt. In verband hiermee bestaat geen grond voor het oordeel dat de totale hoeveelheid geluidsoverlast zo hoog is, dat het college had moeten afzien van de aanwijzen van de aangewezen locatie. De Afdeling overweegt daarbij dat ook niet is gebleken dat de papierpers een hoog geluidsniveau kent.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie geschiktheid
9. De conclusie is dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor plaatsing van de verzamelcontainers.
Alternatieve locaties
10. [appellant] betoogt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het nog andere locaties heeft onderzocht, anders dan de locaties die in de zienswijzen benoemd worden.
10.1. Het college stelt dat, zoals toegelicht in de zienswijzenota, wel andere locaties zijn bezien, maar dat die niet geschikt zijn gebleken.
10.2. De Afdeling overweegt dat het college naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen de daarin genoemde alternatieve locaties heeft onderzocht en gemotiveerd heeft aangegeven dat deze niet geschikt of minder geschikt zijn. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er nog andere geschikte locaties zijn.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025
195-1168