ECLI:NL:RVS:2025:3005

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
202403459/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Kwik-Fit Nederland B.V. tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake subsidie op grond van de Subsidieregeling Praktijkleren

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Kwik-Fit Nederland B.V. tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had op 16 december 2021 een subsidie van € 331.222,50 toegekend aan Kwik-Fit op basis van de Subsidieregeling Praktijkleren, maar had daarbij geen toeslag toegekend. Kwik-Fit had op 15 september 2021 subsidie aangevraagd en bij de aanvraag aangegeven geen toeslag aan te vragen. Na bezwaar van Kwik-Fit verklaarde de minister het bezwaar ongegrond, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank verklaarde het beroep van Kwik-Fit ongegrond, waarna Kwik-Fit in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 juni 2025. Kwik-Fit betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij geen toeslag had aangevraagd en dat er een technische fout was opgetreden bij de aanvraag. De minister stelde echter dat Kwik-Fit geen toeslag had aangevraagd en dat de vaststelling van de toeslag op € 0,00 correct was. De rechtbank had geoordeeld dat de minister zich terecht op dit standpunt had gesteld.

De Afdeling oordeelde dat Kwik-Fit niet aannemelijk had gemaakt dat er een technische fout was opgetreden en dat zij niet tijdig contact had opgenomen met de minister over de aanvraag. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403459/1/A2.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Kwik-Fit Nederland B.V. (hierna: Kwik-Fit), gevestigd in Harderwijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 april 2024 in zaak nr. 22/3072 in het geding tussen:
Kwik-Fit
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lees: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2021 heeft de minister Kwik-Fit op grond van de Subsidieregeling Praktijkleren een subsidie van € 331.222,50 toegekend, maar daarbij geen zogenoemde toeslag toegekend.
Bij besluit van 11 mei 2022 heeft de minister het door Kwik-Fit daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2024 heeft de rechtbank het door Kwik-Fit daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Kwik-Fit hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2025, waar Kwik-Fit, vertegenwoordigd door mr. A. Verweij, advocaat in Ermelo, vergezeld door [gemachtigde], werkzaam bij Kwik-Fit, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Kalpoe, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De Subsidieregeling Praktijkleren heeft tot doel werkgevers te stimuleren om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen te bieden. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een werkgever voor het begeleiden van een leerling, mbo-student of hbo-student of een tegemoetkoming in de loonkosten of de begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (artikel 3 van de Subsidieregeling Praktijkleren).
Naast deze subsidie kan de minister aanvullend subsidie verstrekken voor een gerealiseerde praktijkplaats voor een mbo-student in het kader van een beroepsopleiding voor zover het betreft de beroepsbegeleidende leerweg, als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, in een sector die contact- en conjunctuurgevoelig is. Deze aanvullende subsidie, ook wel een toeslag genoemd, wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor de toeslag maakt deel uit van de aanvraag voor subsidie (artikel 15c1, eerste en derde lid, van de Subsidieregeling Praktijkleren).
2.       Kwik-Fit heeft op 15 september 2021 subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling Praktijkleren. Voor iedere student heeft zij op het aanvraagformulier bij de vraag of zij ook toeslag aanvraagt ‘nee’ aangekruist.
3.       Bij besluit van 16 december 2021 heeft de minister aan Kwik-Fit een subsidie verleend van € 331.222,50. In het besluit is verder vermeld dat de te betalen toeslag is vastgesteld op € 0,00.
4.       Kwik-Fit heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Volgens haar had de minister haar ook een toeslag moeten toekennen.
De minister heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Volgens hem heeft Kwik-Fit geen toeslag aangevraagd en is dit geen overduidelijke vergissing geweest, op grond waarvan hij er bij de eerste summiere beoordeling van de aanvraag van uit had moeten gaan dat wel beoogd was de toeslag aan te vragen. Verder lijdt het uitgangspunt dat de bezwaarfase in beginsel ook bedoeld is om vergissingen of fouten in de aanvraag te herstellen, uitzondering indien, zoals hier aan de orde, dan het subsidieplafond zou worden overschreden, aldus de minister.
5.       De rechtbank heeft het hiertegen gerichte beroep van Kwik-Fit ongegrond verklaard.
6.       Kwik-Fit kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft hoger beroep ingesteld.
Hoger beroep
7.       Niet in geschil is dat Kwik-Fit recht heeft op een subsidie van € 331.222,50. In geschil is of Kwik-Fit ook recht heeft op een toeslag. Niet in geschil is verder dat zij - materieel - voldoet aan de voorwaarden voor die toeslag.
8.       Kwik-Fit betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen toeslag heeft aangevraagd. In het besluit van 16 december 2021 is de te betalen toeslag op € 0,00 vastgesteld. Daarmee is dit besluit ook in zoverre een besluit op een aanvraag. Voor zover de minister zich in beroep op het standpunt heeft gesteld dat dit een foutieve vaststelling was, geldt dat zowel de minister als de rechtbank hieraan geen gevolgen hebben verbonden. Daardoor heeft het besluit van 16 december 2021 met de vaststelling van het recht op toeslag op € 0,00 nog steeds als uitgangspunt te gelden, aldus Kwik-Fit.
8.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat, nu Kwik-Fit bij het invullen van de aanvraag de vraag of ook toeslag werd aangevraagd bij iedere student met ‘nee’ heeft beantwoord, de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de toeslag niet is aangevraagd. Dat de toeslag in het besluit van 16 december 2021 op € 0,00 is vastgesteld, maakt dit niet anders. De minister heeft in dit kader in de schriftelijke uiteenzetting toegelicht dat dit het gevolg is van een systeemkeuze, waarbij in het besluit automatisch wordt vermeld dat de toeslag € 0,00 bedraagt als op het formulier bij de vraag of toeslag wordt aangevraagd ‘nee’ wordt ingevuld. Aangezien de vaststelling op € 0,00 betekent dat geen recht op toeslag bestaat, en dit op zichzelf juist is, nu de toeslag niet is aangevraagd, hoefde het besluit op dit punt ook niet te worden aangepast.
Het betoog slaagt niet.
9.       Voor zover tot het oordeel wordt gekomen dat zij geen toeslag heeft aangevraagd, betoogt Kwik-Fit dat dit komt doordat er ten tijde van de aanvraag een technische fout dan wel storing was. Uit de documenten die zijn verstrekt naar aanleiding van een door Kwik-Fit in dit kader gedaan verzoek op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo), blijkt dat bij nog een andere bezwaarmaker sprake was van een technische fout. Deze technische fout is ook door de brancheorganisatie (VACO) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: de RvO) kenbaar gemaakt, maar daarop is door de RvO niet gereageerd. Dat de fout bestond, blijkt ook uit het feit dat de minister in het verweerschrift in eerste aanleg heeft aangegeven hoe de fout omzeild had kunnen worden (de zogenoemde workaround). Hiermee erkent de minister immers dat er een fout was. Verder is het aanvraagformulier in het jaar erna gewijzigd, waardoor het toen wel mogelijk was ‘ja’ aan te kruisen bij de vraag of de toeslag werd aangevraagd. Ook dit bevestigt dat er eerder een storing was. Dat de rechtbank Kwik-Fit heeft tegengeworpen dat zij niet direct contact met de RvO heeft gezocht over de fout, is gelet op het voorgaande dan ook onterecht. Kwik-Fit had zich ook helemaal niet gerealiseerd dat zij geen toeslag had aangevraagd. Bovendien kan het niet direct ageren er niet voor zorgen dat het risico van een technische fout naar haar verschuift en zij haar recht op de toeslag daardoor verliest, aldus Kwik-Fit.
9.1.    Het betoog slaagt niet. Daargelaten dat Kwik-Fit niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment dat zij de aanvraag invulde sprake was van een technische fout of storing die haar verhinderde bij de vraag of zij toeslag wilde aanvragen ‘ja’ aan te klikken, geldt dat ook als zij met een dergelijke technische fout of storing geconfronteerd zou zijn geweest, redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden dat zij daarover tijdig contact met de minister op zou nemen en aan de minister zou laten weten dat zij wel beoogd had toeslag aan te vragen. Dit geldt des te meer nu Kwik-Fit een professionele organisatie is die al eerder subsidie op grond van de  Subsidieregeling Praktijkleren heeft ingediend. Kwik-Fit heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de minister al voor de subsidietoekenning in kennis heeft gesteld dat zij wel de toeslag heeft willen aanvragen. Integendeel, in het mailcontact dat Kwik-Fit met de RvO op 15 september 2021 kort na het indienen van de aanvraag had, heeft zij op geen enkele manier kenbaar gemaakt dat zij beoogd heeft ook toeslag aan te vragen, maar dat dat niet is gelukt. Haar stelling dat zij in plaats daarvan telefonisch contact heeft geprobeerd op te nemen met de RvO, heeft Kwik-Fit niet, bijvoorbeeld met belgegevens, onderbouwd. Dat Kwik-Fit zich niet zou hebben gerealiseerd dat zij geen toeslag had aangevraagd, volgt de Afdeling evenmin, alleen al omdat deze stelling lastig te rijmen valt met haar stelling dat zij bij de vraag of zij toeslag wilde aanvragen niet ‘ja’ kon aanklikken door een technische fout of storing.
10.     Kwik-Fit betoogt ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat de bezwaarfase is bedoeld om vergissingen en fouten in de bezwaarfase te herstellen, waardoor de minister alsnog de toeslag diende toe te kennen. Dat daardoor eventueel het subsidieplafond zou worden overschreden, wat overigens niet is gebleken, maakt niet dat er daarom geen toeslag meer toegekend had kunnen worden. In dat kader wijst Kwik-Fit op artikel 4:25, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waaruit voortvloeit dat het slechts mogelijk is de subsidie te weigeren vanwege overschrijding van het subsidieplafond als die mogelijkheid ook had bestaan op het tijdstip waarop het oorspronkelijke besluit had moeten worden genomen, en op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 januari 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:272. Gesteld noch gebleken is dat op 16 december 2021 het subsidieplafond was bereikt, aldus Kwik-Fit. Daar komt bij dat de minister in de Woo-procedure heeft aangegeven dat voor gegronde bezwaren in het kader van de Subsidieregeling Praktijkleren extra budget vrijgemaakt wordt. De rechtbank is hier volgens Kwik-Fit ten onrechte aan voorbijgegaan.
10.1.  De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 januari 2022, waar Kwik-Fit naar verwijst, is door de Afdeling vernietigd in haar uitspraak van 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1445. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het bij de beoordeling meenemen van informatie die dateert van na de uiterste aanvraagtermijn zich niet verdraagt met de omstandigheid dat het totale subsidiebudget dat op grond van de Subsidieregeling Praktijkleren beschikbaar is, gelijktijdig en naar rato over alle in aanmerking komende aanvragen wordt verdeeld. Uit de aard van dit systeem vloeit voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor de beoordeling relevante gegevens moeten zijn ingediend en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Dit kan anders zijn bij een evidente vergissing bij het indienen van de aanvraag, maar de minister heeft zich, zoals blijkt uit het hiervoor overwogene, terecht op het standpunt gesteld dat hiervan geen sprake is. Gelet hierop, behoeft het betoog over het al dan niet overschreden zijn van het subsidieplafond, geen bespreking meer.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
12.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.
w.g. Verheij
voorzitter
w.g. Ouwehand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025
752