ECLI:NL:RVS:2025:2612

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
202305925/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging verhuisdatum in basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2023. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 20 april 2022 het verzoek van [appellant] om de verhuisdatum van zijn dochter [dochter] te wijzigen van 28 maart 2022 naar 25 januari 2022 in de basisregistratie personen (brp) afgewezen. De rechtbank heeft het besluit van 25 juli 2022, waarin de verhuisdatum werd gewijzigd naar 23 maart 2022, vernietigd wegens een motiveringsgebrek, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de in de brp geregistreerde verhuisdatum van 23 maart 2022 blijft gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de geregistreerde verhuisdatum onjuist was.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de in de brp geregistreerde verhuisdatum onjuist is en dat deze moet worden gewijzigd naar 25 januari 2022. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 april 2025. De Afdeling concludeert dat [appellant] geen overtuigende redenen heeft aangevoerd om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De door [appellant] overgelegde bankafschriften bieden geen eenduidig bewijs voor zijn stelling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verhuisdatum van 25 januari 2022 correct is. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor de inschrijfdatum van [dochter] op 23 maart 2022 ongewijzigd blijft.

Uitspraak

202305925/1/A3.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2023 in zaak nr. 22/3841 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2022 heeft het college het verzoek van [appellant] om de verhuisdatum van zijn dochter [dochter] te wijzigen van 28 maart 2022 naar 25 januari 2022 in de basisregistratie personen (brp) afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2022 heeft college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de verhuisdatum gewijzigd naar 23 maart 2022.
Bij uitspraak van 16 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 juli 2022 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 9 april 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lensink, is verschenen. [appellant] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
1.       [dochter] is op 28 maart 2022 ingeschreven in de brp op het woonadres van [appellant] (haar vader), te weten [locatie] in Amsterdam. [appellant] heeft verzocht om wijziging van die datum naar 25 januari 2022, omdat dat haar werkelijke verhuisdatum naar dat adres zou zijn. Het college heeft dit verzoek afgewezen en bij besluit van 25 juli 2022 de verhuisdatum gewijzigd naar 23 maart 2022.
2.       De rechtbank heeft het besluit van 25 juli 2022 vernietigd wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat de in de brp geregistreerde verhuisdatum van 23 maart 2022 blijft gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat correctie van de gegevens niet aan de orde is, omdat niet duidelijk is geworden dat de in de brp geregistreerde verhuisdatum van 23 maart 2022 onjuist is. De gemeente Amsterdam heeft grondig onderzocht of er aanwijzingen zijn dat [dochter] buiten redelijke twijfel al in januari 2022 woonde op het adres [locatie]. Uit de bankafschriften die [appellant] heeft overgelegd, blijkt onvoldoende dat dat het geval is, aldus de rechtbank.
3.       Het hoger beroep richt zich tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 juli 2022. [appellant] betoogt dat de in de brp geregistreerde verhuisdatum onjuist is. Hij stelt dat de datum van inschrijving moet worden gewijzigd naar 25 januari 2022.
3.1.    Voor het wijzigen van in de brp geregistreerde gegevens moet buiten redelijke twijfel zijn dat de nieuwe gegevens juist zijn. Zie de uitspraken van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, en 13 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1056.
3.2.    [appellant] heeft in hoger beroep geen redenen aangevoerd waarom het oordeel van de rechtbank dat geen aanleiding bestaat de in de brp opgenomen gegevens te wijzigen, onjuist is. De Afdeling kan zich vinden in dit oordeel en in de onder 10 opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daaraan voegt de Afdeling toe dat de door [appellant] overgelegde bankafschriften zien op pinbetalingen zowel in Amsterdam als in Almere, waar [dochter] toentertijd stond ingeschreven, zodat daaraan geen eenduidige conclusie kan worden verbonden. Uit het rapport van Pluryn van 21 april 2022, waar [appellant] op heeft gewezen, blijkt evenmin dat [dochter] al in januari 2022 woonde op het adres [locatie]. Verder heeft [dochter] in de brief van 16 maart 2022 aan de gemeente Amsterdam geschreven dat zij vanaf februari 2022 weer thuis woont. Gelet hierop is niet buiten redelijke twijfel dat de door [appellant] genoemde verhuisdatum juist is. De rechtbank heeft daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen laten.
Het betoog slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover deze is aangevallen. Dit betekent dat de inschrijfdatum 23 maart 2022 van [dochter] op het adres [locatie] ongewijzigd blijft.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
190-1147