ECLI:NL:RVS:2025:245
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen inbewaringstelling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 8 november 2023 het beroep van de vreemdeling tegen zijn inbewaringstelling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 19 oktober 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling rechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de tijdelijke plaatsing van de vreemdeling in een politiecel na inbewaringstelling niet langer dan 24 uur mag duren. De vreemdeling was op 19 oktober 2023 om 18.15 uur in bewaring gesteld en heeft de politiecel op 20 oktober 2023 om 20.15 uur verlaten, wat betekent dat de termijn van 24 uur met twee uur is overschreden. De Afdeling oordeelt dat de vreemdeling recht heeft op schadeloosstelling van € 30,00 voor het nadeel dat hij heeft geleden door het te lange verblijf in de politiecel.
De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling, voor zover gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring, alsnog gegrond. De Afdeling wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 27 januari 2025.