ECLI:NL:RVS:2025:1770

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
202501959/1/V2 en 202501959/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 3 maart 2025 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de appellant op 27 maart 2025 ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt dat de besluitvorming van de minister niet zonder meer onzorgvuldig is, ook al gaat deze niet expliciet in op de individuele omstandigheden van de vreemdeling in de Dublinprocedure.

Uitspraak

202501959/1/V2 en 202501959/2/V2.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 maart 2025 in zaak nr. NL25.10352 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 11 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1642, onder 4.3 tot en met 4.8, waarin de Afdeling uitlegt waarom de besluitvorming niet zonder meer onzorgvuldig is als de minister in het voornemen in de Dublinprocedure niet expliciet ingaat op de individuele omstandigheden van een vreemdeling). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.S. Heinen, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Heinen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
984