ECLI:NL:RVS:2025:165

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
202407651/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag inzake afwijzing van asielaanvragen

Op 20 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit hoger beroep volgde op uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 10 december 2024, waarin de rechtbank de beroepen van twee vreemdelingen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 11 juni 2024 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank vernietigde deze besluiten en droeg de minister op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van haar uitspraken.

De minister heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraken van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdelingen afgewogen. Hij oordeelde dat de uitvoering van de uitspraken van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat de minister geen onevenredige inspanning hoeft te leveren om aan de uitspraken te voldoen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de minister afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn opgekomen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.

Uitspraak

202407651/2/V2.
Datum uitspraak: 20 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 10 december 2024 in zaken nrs. NL24.25063 en NL24.25064 in de gedingen tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluiten van 11 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraken van 10 december 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraken.
Tegen deze uitspraken heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraken van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraken van de rechtbank strekken er niet toe dat de minister de gevraagde vergunningen moet verlenen. Uitvoering van de uitspraken heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraken van de minister geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025
625