ECLI:NL:RBDHA:2024:21254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.25063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser afgewezen door minister van Asiel en Migratie, rechtbank oordeelt dat afwijzing niet deugdelijk is gemotiveerd

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De asielaanvraag, ingediend op 14 december 2022, werd door de minister op 11 juni 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 20 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser vreesde voor arrestatie door de Eritrese autoriteiten vanwege problemen met de dienstweigering van zijn zoon.

De rechtbank concludeert dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de autoriteiten ongeloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende heeft onderbouwd dat eiser een uitreisvisum heeft kunnen verkrijgen, ondanks dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan. Ook de stelling dat de zoon van eiser zeven jaar lang de dienstplicht heeft kunnen ontlopen door op het platteland te wonen, werd door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd beschouwd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750. De rechtbank benadrukt dat de minister een nieuwe beoordeling moet maken van de aanvraag en de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser en zijn zoon.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25063

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 14 december 2022. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister. De zoon van eiser, [naam 1] , was ook aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Militairen hebben tijdens de razzia eisers huis doorzocht op zoek naar zijn zoon [naam 2] , maar hij was niet aanwezig. Daarop hebben militairen eiser twee of drie dagen later uit zijn huis gezet en het verzegeld. Vervolgens heeft eiser een uitreisvisum ontvangen en is hij naar Nederland gegaan om zijn andere zoon [naam 1] te bezoeken. Tijdens eisers bezoek in Nederland is echter het dak van zijn huis verwijderd. Naar aanleiding hiervan heeft eiser besloten om asiel aan te vragen in Nederland. Bij terugkeer naar Eritrea vreest eiser gearresteerd te worden door militairen.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) Problemen met de autoriteiten vanwege de dienstweigering van eisers zoon.
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister acht echter niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met de autoriteiten vanwege de dienstweigering van zijn zoon [naam 2] . De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister de problemen van eiser met de autoriteiten vanwege de dienstweigering van zijn zoon terecht niet geloofwaardig geacht?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte zijn verklaringen over de problemen met de autoriteiten vanwege de dienstweigering van [naam 2] ongeloofwaardig heeft geacht. Hij betoogt dat zijn verklaringen over zijn uitreis niet tegenstrijdig zijn met de openbare bronnen. Eiser hoefde zelf geen dienstplicht te vervullen, waardoor het aannemelijk is dat hij bij de uitreis (nog) niet in de negatieve belangstelling stond van de Eritrese autoriteiten. Ook is het aannemelijk dat de autoriteiten ten tijde van de uitreis nog niet op de hoogte waren van de dienstplichtontduiking van [naam 2] . Er zat een korte tijdspanne tussen het verzegelen van de woning door de militairen (eind augustus 2022) en de afgifte van het uitreisvisum (30 augustus 2022). Verder bestrijdt eiser dat hij ongerijmd heeft verklaard over de militaire dienst van [naam 2] . [naam 2] heeft de school vroegtijdig verlaten met als gevolg dat hij niet is geregistreerd voor de militaire training in Sawa en daardoor jarenlang ook niet als dienstplichtige is geregistreerd. [naam 2] was ondergedoken op de landbouwgrond en in de woning van zijn ouders. Omdat het gebied weinig bebouwing heeft, kon [naam 2] de militairen van ver zien aankomen en van daaruit eenvoudig vluchten en zich schuil houden tussen de landbouwgewassen en in het regenwoud. Eiser bestrijdt ook dat hij summier heeft verklaard over de militairen die bij hem thuis zijn geweest. Hij heeft alle vragen hierover in het gehoor beantwoord en hem is niet verteld dat hij langere antwoorden moest geven. De bestreden beschikking is onbegrijpelijk nu hierin is opgenomen dat deze gebeurtenissen in 2023 plaatsvonden. Ook stelt eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het op slot doen en het verzegelen van zijn woning door militairen.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat hij eisers problemen met de autoriteiten vanwege dienstweigering van zijn zoon terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Dat eiser heeft verklaard dat hij te maken heeft gehad met vergeldingsacties in augustus 2022 vanwege de dienstweigering van zijn zoon en vervolgens is uitgereisd is volgens de minister tegenstrijdig met de informatie uit het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea van 2023 (Ambtsbericht), in het bijzonder met pagina 19. Uit het Ambtsbericht volgt namelijk dat het verkrijgen van een paspoort en een uitreisvisum lastig is en niet zal worden verstrekt als iemand in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Ook ziet de minister niet in dat [naam 2] zeven jaar lang uit handen van de autoriteiten kon blijven omdat hij op het platteland woonde. Eritrea kent namelijk een strenge socio-economische en politieke controle. De Eritrese samenleving zou zo georganiseerd zijn dat ze bestaat uit een netwerk van burgers die rapporteren aan de overheid. De Eritrese overheid zou hierdoor goed geïnformeerd zijn over haar eigen burgers. [2] Dat [naam 2] uit de handen kon blijven van de Eritrese autoriteiten omdat hij niet is ingeschreven voor de militaire training in Sawa komt volgens de minister niet overeen met de openbare bronnen. Scholen zijn verplicht om leerlingen te rapporteren bij het vroegtijdig verlaten van school. Daarnaast zijn de lokale autoriteiten op de hoogte van wie er dienstplichtig zijn en komen zij langs bij de huizen waar jongeren wonen. [3] Eiser heeft summier verklaard over de militairen die bij hem thuis zijn geweest. Het is volgens de minister ongerijmd dat eiser pas asiel heeft gevraagd nadat hij heeft vernomen dat het dak van zijn huis is verwijderd. Eiser en zijn vrouw hebben wisselend verklaard over hun verblijf in Asmara. Eiser heeft ook tegenstrijdig met zijn vrouw verklaard, ten eerste over waarom [naam 2] is weggegaan voordat de militairen kwamen. Eiser heeft verder verklaard dat hij een hangslot moest kopen en dat de soldaten dat slot hebben gebruik om het huis op slot te doen. [4] Zijn vrouw heeft echter verklaard dat de soldaten haar sleutels afpakten en daarmee het huis op slot deden. [5] Verder heeft eiser verklaard dat de soldaten twee of drie dagen na de eerste huiszoeking terug zijn gekomen om te vragen naar [naam 2] en toen zij erachter kwamen dat [naam 2] er niet was, hebben de soldaten het huis verzegeld. [6] Eisers vrouw heeft echter verklaard dat de soldaten gelijk bij de eerste huiszoeking het huis hebben verzegeld toen zij [naam 2] niet konden vinden. [7] Deze tegenstrijdigheden doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Eiser heeft geen goede verklaring voor deze tegenstrijdigheden gegeven.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de problemen van eiser met de autoriteiten vanwege dienstweigering van zijn zoon ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank licht dat hierna toe.
6.2.1.
De minister heeft in de besluitvorming allereerst niet deugdelijk gemotiveerd dat ongeloofwaardig is dat eiser een uitreisvisum heeft kunnen verkrijgen. Anders dan in het voornemen is verwoord staat in het Ambtsbericht niet dat personen die in de negatieve belangstelling staan van de autoriteiten geen uitreisvisum kunnen bemachtigen. Het Ambtsbericht vermeldt wel dat de Eritrese autoriteiten al tientallen jaren een strikt uitreisbeleid zouden hanteren met als doel om degenen die zouden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het land, met name door het dienen van de militaire en civiele dienstplicht, te verhinderen het land te verlaten. Het Ambtsbericht vermeldt daarbij echter ook dat ambtenaren bij de afgifte van paspoorten en uitreisvisa onbeperkte discretie hadden en dat er met name op dit punt veel corruptie was in Eritrea. Ook vermeldt het Ambtsbericht dat begin 2023, na het vertrek van eiser, een grote corruptiezaak rondom de afgifte van paspoort en uitreisvisa aan het licht zou zijn gekomen waarbij veel ambtenaren bij het ministerie van Immigratie en Nationaliteit en lokale afdelingen zijn gearresteerd. [8]
6.2.2.
De minister heeft ook niet deugdelijk gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat de zoon van eiser zeven jaar de dienstplicht heeft kunnen ontlopen door te wonen op het platteland. Dat sprake is van strenge socio-economische en politieke controle door de overheid via burgers, acht de rechtbank geen toereikende onderbouwing voor dat standpunt. De rechtbank stelt vast dat in het Ambtsbericht staat vermeld dat niet schoolgaande jongeren, dienstplichtontduikers en deserteurs werden opgepakt tijdens razzia’s, [9] en dat de intensiteit van de razzia’s is toegenomen in de tweede helft van 2022 en tot een ongekend hoog niveau in augustus en september 2022 kwam. [10] Daaruit is echter niet af te leiden in welke mate razzia’s plaatvinden in plattelandsgebieden, zoals waar de woning van eiser stond. Daarnaast vermeldt het Ambtsbericht dat mensen elkaar informeel via sms-lijsten over een razzia informeren. [11] Dat duidt er op dat burgers elkaar onderling waarschuwen om razzia’s voor te zijn.
6.3.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de minister het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit kan alleen daarom al niet in stand blijven
.De overige gronden hoeven daarom verder niet besproken te worden door de rechtbank.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat er een nieuwe beoordeling gemaakt moet worden. Dat is voorbehouden aan de minister. De minister moet een nieuw besluit op de aanvraag en de geloofwaardigheid van de uitreis van eiser en de dienstplichtontduiking van zijn zoon opnieuw beoordelen. De minister moet daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiser gelijktijdig is ingediend met het beroep NL24.25064 en dat het een samenhangende zaak is als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, waarbij de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten in onderhavige zaak vanwege het geconstateerde gebrek onder 6.2 en in het beroep NL24.25064 vanwege het geconstateerde gebrek onder 6.2. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.De minister verwijst naar het Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2023, pagina 34.
3.De minister verwijst in het voornemen naar EASO, Country of Origin Information report Eritrea: National Service, Exit and Return, 2019, pagina 28-31.
4.Nader gehoor, pagina 13.
5.Nader gehoor van mevrouw [naam 3] (de partner van eiser), pagina 14.
6.Nader gehoor, pagina 12-13.
7.Nader gehoor van mevrouw [naam 3] , pagina 13.
8.Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2023, pagina 19.
9.Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2023, pagina 44.
10.Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2023, pagina 45.
11.Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2023, pagina 45.