ECLI:NL:RVS:2025:1607
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister had op 29 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan betrokkene. De rechtbank oordeelde dat het Justitieel Complex Schiphol op dat moment geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, waardoor de grensdetentie onrechtmatig was.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de grensdetentie onrechtmatig was. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.