ECLI:NL:RVS:2025:1607

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
202500282/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister had op 29 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan betrokkene. De rechtbank oordeelde dat het Justitieel Complex Schiphol op dat moment geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, waardoor de grensdetentie onrechtmatig was.

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de grensdetentie onrechtmatig was. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.

Uitspraak

202500282/1/V3.
Datum uitspraak: 10 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 januari 2025 in zaak nr. NL25.696 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 29 december 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij mondelinge uitspraak van 15 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, advocaat in Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden ten tijde van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 15 januari 2025 in zaak nr. NL25.696;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.     wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025
1020