ECLI:NL:RBDHA:2025:901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL25.696
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling en de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M.M. Heilbron, had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 december 2024, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling onder onrechtmatige, penitentiaire omstandigheden was gedetineerd, aangezien hij verbleef op een afdeling waar lange insluitingstijden golden. Dit leidde tot de conclusie dat de vrijheidsontneming vanaf het moment van opleggen onrechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 15 januari 2025 bevolen. Daarnaast is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.800,-- aan de vreemdeling, als compensatie voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 18 dagen. Tevens zijn de proceskosten van de vreemdeling vastgesteld op € 1.814,--, die door de Staat moeten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van detentieomstandigheden in het vreemdelingenrecht en de rechten van individuen die onder deze omstandigheden worden vastgehouden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de betrokken partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.696
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 januari 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. J.M.M. Heilbron),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F.H.C.H. Said. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van
15 januari 2025;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.800,--, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,--.

Overwegingen

1. Eiser is op 29 december 2024 in detentie geplaatst onder omstandigheden als beoordeeld in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2024 [1] . Ter zitting is gebleken dat eiser op een afdeling verblijft waar de in die uitspraak beoordeelde detentieomstandigheden nog altijd gelden. Dit betekent dat eiser vanaf 29 december 2024 onder onrechtmatige, penitentiaire omstandigheden de vrijheid is ontnomen. Het beroep is alleen hierom al gegrond en de maatregel is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van heden.
2. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 18 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 18 x € 100,-- (verblijf detentiecentrum) = € 1.800,--.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,-- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van
M.R. van Kerkwijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.