ECLI:NL:RBDHA:2025:901
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling en de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M.M. Heilbron, had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 december 2024, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling onder onrechtmatige, penitentiaire omstandigheden was gedetineerd, aangezien hij verbleef op een afdeling waar lange insluitingstijden golden. Dit leidde tot de conclusie dat de vrijheidsontneming vanaf het moment van opleggen onrechtmatig was.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 15 januari 2025 bevolen. Daarnaast is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.800,-- aan de vreemdeling, als compensatie voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 18 dagen. Tevens zijn de proceskosten van de vreemdeling vastgesteld op € 1.814,--, die door de Staat moeten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van detentieomstandigheden in het vreemdelingenrecht en de rechten van individuen die onder deze omstandigheden worden vastgehouden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de betrokken partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze beslissing.